Examples of using "Job" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een baan nodig.
Het is mijn baan.
Ik hou van mijn werk.
Hij accepteerde de baan.
Iemand zal dat werk doen.
Het werk was echt moeilijk.
Ik heb een goede baan nodig.
- Zoek je een baan?
- Zoek je werk?
Dat is geen werk voor mij.
Ik heb werk te doen.
Wat voor soort werk zoekt u?
Hij zoekt nu al maanden een baan.
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
Tom neemt zijn baan niet erg serieus.
Is het werk te zwaar voor u?
Ze heeft afgelopen maand ontslag genomen.
Tom vroeg Mary omtrent haar nieuwe job.
Wie heeft Tom aanbevolen voor deze baan?
- Zoek je een baan?
- Zoek je werk?
Ik hou van mijn werk.
Het is mijn baan.
Heb je er ooit aan gedacht om je baan op te zeggen?
Wat voor soort werk zoekt u?
Het maakt het moeilijker om te focussen en om een job te behouden
Mijn zus heeft een baan.
Want het kind kan geen job vinden als het die taal spreekt.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
Een ding is zeker: zijn job zou ik niet willen hebben.
Hij zoekt nu al maanden een baan.
Ze heeft werk gevonden.
Je gaat een baan vinden.
Wat voor soort werk zoekt u?
Ney had zijn talent snel ingezien, hem een baan gegeven als zijn adjudant en hielp
Na drie weken op zoek te zijn geweest naar een baan, vond hij een goedbetaalde betrekking.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
Het gaat makkelijk worden dit werk voor dinsdag af te krijgen.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
- Ik zoek werk.
- Ik ben werk aan het zoeken.