Examples of using "Gelacht" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen lachte.
Waar heb je om gelachen?
Alle studenten hebben gelachen.
Ze lachten.
Waarom was Tom aan het lachen?
Ik heb gelachen.
Hij lachte.
- Ik lachte met zijn mop.
- Ik lachte om zijn mop.
Tom en Marie hebben gelachen.
Ze lachten mij uit.