Examples of using "Frost" in a sentence and their dutch translations:
Het was ijskoud!
Er is ijzel op de baan.
- Gisteravond heeft het gevroren.
- Gisteravond was het ijskoud.
Volgende week gaat het misschien vriezen.
Volgende week gaat het misschien vriezen.
De boomgaard, wiens prachtige vegende takken met fruit naar de grond hingen, bleek zo heerlijk dat de kleine meiden er de hele middag in doorbrachten. Ze zaten in een grasveldje waar het groen de vorst bespaard was gebleven en de zachte, warme najaarszon aanhoudend scheen en aten appels en praatten zo luid als ze konden.