Examples of using "Backen" in a sentence and their dutch translations:
Bakken is leuk.
Ik kan brood bakken.
Ze bakken een heerlijke pizza.
- Ik was cake aan het bakken.
- Ik was een cake aan het bakken.
Ik ga meteen een chocoladekoek bakken voor mijn vrouw.
Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.
Je kunt geen omelet maken zonder een paar eieren te breken.