Translation of "Backen" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Backen" in a sentence and their dutch translations:

Backen macht Spaß.

Bakken is leuk.

Ich kann Brot backen.

Ik kan brood bakken.

Sie backen eine köstliche Pizza.

Ze bakken een heerlijke pizza.

Ich war gerade dabei einen Kuchen zu backen.

- Ik was cake aan het bakken.
- Ik was een cake aan het bakken.

Ich werde sofort einen Schokoladenkuchen für meine Frau backen.

Ik ga meteen een chocoladekoek bakken voor mijn vrouw.

Ich habe vor, zu Marys Geburtstag einen Kuchen zu backen.

Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.

Man kann keinen Eierkuchen backen, ohne ein paar Eier zu zerschlagen.

Je kunt geen omelet maken zonder een paar eieren te breken.