Examples of using "Aufhalten" in a sentence and their dutch translations:
Niemand zal me tegenhouden.
Niemand zal me tegenhouden.
Niemand zal ons tegenhouden.
Je moet hem tegenhouden.
Zij kan hem niet tegenhouden.
- Ze kunnen haar niet tegenhouden.
- Ze kunnen haar niet stoppen.
Zij kunnen u niet tegenhouden.
Tom gaat Maria niet stoppen.
Ik wil u niet verder ophouden.
- Niets zal mijn snood plan belemmeren.
- Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.
We kunnen deze wolf niet op afstand houden.
We kunnen deze wolf niet op afstand houden.
We kunnen deze wolf niet op afstand houden.
We dachten dat we hem niet zouden kunnen tegenhouden.
Ik kon Tom niet stoppen.
Ze kan niet in dit hotel zijn, aangezien ze is teruggekeerd naar Canada.
We dachten dat we hem niet zouden kunnen tegenhouden.