Examples of using "ähnlich" in a sentence and their dutch translations:
Dat lijkt erop.
Jouw probleem lijkt op dat van mij.
Hij lijkt op zijn moeder.
In het begin lijkt het allemaal hetzelfde.
Hij gelijkt erg op zijn vader.
Italiaans en Spaans lijken erg op elkaar.
Jouw fiets lijkt op die van mij.
Tom houdt van mensen die op hem lijken.
Het lijkt heel veel op de griep
Je ziet eruit als een aap.
Hij lijkt helemaal niet op zijn vader.
Hun kleren lijken erg op die van onze voorouders.
Ken en zijn broer lijken erg op elkaar.
- Uw idee is gelijkaardig aan het mijne.
- Jouw idee is gelijkaardig aan het mijne.
Jack gelijkt op zijn vader.
Hij lijkt op zijn moeder.
Jullie lijken erg op elkaar.
Vind je niet dat Tom en John op elkaar lijken?
Als ze een bril draagt, lijkt ze op haar moeder.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Ze lijken zo op elkaar dat ik ze nooit uit elkaar kan houden.
Deze twee bladeren lijken op elkaar.
- Dit horloge lijkt op dat wat ik gisteren verloren ben.
- Dit horloge lijkt op datgene dat ik gisteren verloren heb.
Ik vermoed dat die jongen die zo sterk op jou lijkt, je broer is.
Hoewel communicatie en excommunicatie hetzelfde klinken, hebben ze absoluut niets met elkaar te maken.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
Je ziet eruit als je oudere broer.
De tweeling is zo gelijkend dat het bijna onmogelijk is de ene van de andere te onderscheiden.
Hij lijkt op zijn grootvader.
Maar het vreemde is dat als je dichter bij ze komt... ...je beseft dat we op veel manieren op elkaar lijken.
Je ziet eruit als je oudere broer.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.