Examples of using "Meins" in a sentence and their dutch translations:
Dit is van mij.
Ik wil de mijne.
Het is van mij.
Gebruik voorlopig gewoon het mijne.
Het boek is van mij.
Dat is mijn paard.
Dit is van mij, toch?
Het was niet de mijne.
- Uw fiets is beter dan de mijne.
- Jouw fiets is beter dan de mijne.
Dit is niet van mij.
Dit woordenboek is niet van mij.
Neem de mijne.
- Uw fiets is beter dan de mijne.
- Jouw fiets is beter dan de mijne.
Jullie brood is verser als het mijne.
Dat is van mij.
Uw fiets is beter dan de mijne.
Dit is mijn boek.
Jouw fiets lijkt op die van mij.
De fiets bij de deur is van mij.
Dit is van mij, en dit is van jou.
Jouw huis is drie keer zo groot als het mijne.
Zijn huis is drie keer zo groot als het mijne.
De moto van Tom is duurder dan de mijne.
- Dit boek is van mij.
- Dit is mijn boek.
- Dat is mijn boek.
De auto van mijn oom is sneller dan de mijne.
Dit is mijn fiets.
- Dit is mijn paard.
- Dat is mijn paard.
- Het paard is van mij.
- Dit is mijn fiets.
- Deze fiets is van mij.
Jouw Nederlands is erg goed, waarschijnlijk beter dan het mijne.
Welke is de mijne?
Dat huis is van mij.
De mijne is zwart.
Dat is de mijne. Ik weet niet waar de zijne is.
Haar fiets is beter dan de mijne.
- Haar fiets is beter dan de mijne.
- Haar fiets is beter dan die van mij.
Wil je de mijne gebruiken?
Het was niet de mijne.
Dit boek is van mij.
- Dat huis is van mij.
- Dit huis is van mij.
Deze fiets is van mij.
Zijn huis is drie keer zo groot als het mijne.
Het geld op tafel is niet van mij.
De jouwe is groter dan de mijne.