Examples of using "Réveil" in a sentence and their dutch translations:
De wekker loopt af.
Dit is mijn wekker.
De wekker is ontkoppeld.
We versliepen ons.
De wekker ging af.
- Ze versliep zich.
- Ze heeft zich verslapen.
De wekker loopt tien minuten voor.
De wekker wekt me om zeven uur.
Mijn wekker ging vanmorgen niet af.
Als de wekker afgaat, beweeg ik niet.
Het was heerlijk om wakker te worden met de geur van koffie.
Hij gaat nooit op reis zonder een wekker mee te nemen.
Het is veel beter wakker te worden van de vogels dan van de wekker.
Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.