Examples of using "Princesse" in a sentence and their dutch translations:
Goedemorgen prinses.
- Gij zijt mijn prinses.
- Jij bent mijn prinses.
De prinses wacht.
Ben je echt een prinses?
Waar was de prinses?
Jij bent mijn prinses.
- Hij heeft de prinses gered.
- Hij redde de prinses.
Hij moest de prinses redden.
Ben je echt een prinses?
Er was eens een mooie prinses ...
Prinses, drink het drankje niet.
Mooie dromen, mijn prinses!
Er was eens een mooie prinses ...
Er was eens een mooie prinses ...
De ridder Tristan hield van de prinses Isolde
Ze leeft als een prinses.
De eerste prijs is een kus van de prinses.
De prinses stond bij de piano.
Ik denk dat ik in een vorig leven een princes was.
De koningsdochter gaf aan haar geliefde een met goud beklede sabel.
Het paard van de prinses heette Falada en kon spreken.
Prinsessen kakken niet.
Alles wat de prinses omringt is van goud: tafels, stoelen, schotels, bekers en meubels.
Zou Koning Albert een geheime relatie hebben met Prinses Diana? Ik geloof van niet. Hij is te dik.
Zittend in haar fauteuil van panterpels las de jonge vrouw in rood ondergoed voor uit een boek met de titel "De zwarte prinses".