Examples of using "Venir" in a sentence and their dutch translations:
Kan je komen?
Kan je komen?
Kan je komen?
Ik wil komen.
Kan je morgen komen?
Kan je morgen komen?
Wanneer gaat u komen?
Kan je morgen komen?
Hij mag komen.
- Mag ik komen?
- Kan ik komen?
Zij wil komen.
Hij moet komen.
- Hij zou moeten komen.
- Zij zou moeten komen.
U kunt komen.
Ik kan komen.
Waarschijnlijk komt ze.
Tom, kun je morgen komen?
Wil Tom komen?
Mag ik meekomen?
Wil je meekomen?
Was je nou maar eerder gekomen.
Ik kan morgen komen.
Hij moet onmiddellijk komen.
Hij zal zeker komen.
Wilt u langskomen voor de lunch?
Ik zal hem doen komen.
Waarschijnlijk komt hij.
Hij wordt verondersteld te komen.
Wanneer ga je komen?
Gelieve op tijd te komen.
- Kom naar beneden, alsjeblieft.
- Kom alstublieft naar beneden.
Kan je morgen komen?
Tom kan morgen gaan.
Ik kom graag naar Boston.
Wil je naar mijn feestje komen?
- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
- Hij komt zonder twijfel.
- Hij zal zeker komen.
Ik hoop echt dat je kan komen.
- Tom heeft zin om op ons feestje te komen.
- Tom wil op ons feest komen.
Je hoefde niet te komen.
- Kom snel!
- Kom vlug!
Betty zal voor de middag kunnen komen.
Ik had eerder moeten komen.
Ze beloofde me te komen.
Kunt ge zondagavond komen?
Je moet met mij meekomen.
Ik zou graag meekomen.
Tom zal komen.
Het spijt me dat ik zo laat ben.
Ik wil jullie bezoeken.
Ik nodig iedereen uit die wil komen.
Ik wou dat ik meekon.
Ik weet zeker dat hij komt.
Jullie moeten met me meekomen.
Dat had ik kunnen zien aankomen.
Ik zou graag meekomen.
Ik moet maandag komen.
Waar schijnt ze vandaan te komen?
Was je nou maar eerder gekomen.
Zeg tegen papa dat hij moet komen.
Ik kom graag.
Ik wou dat je met ons mee kon komen.
- Kom vlug!
- Kom snel.
- Kom spoedig.
Wanneer gaat u komen?
Ik kan om 11 uur komen.
Mijn moeder kan niet komen.
Hij komt snel.
- Hij had me beloofd hier te komen.
- Hij had me beloofd hiernaartoe te komen.
Ik weet zeker dat hij komt.
Hij heeft zijn schaapjes op het droge.