Translation of "Paul" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Paul" in a sentence and their dutch translations:

Paul parle beaucoup.

Paul praat veel.

Pierre connaît Paul.

Peter kent Paul.

Paul a téléphoné à l'instant.

Paul heeft net gebeld.

Paul est né à Rome.

Paul was in Rome geboren.

Je suis Paul, ton colocataire.

- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw flatgenoot.

Paul le poulpe avait raison.

Inktvis Paul had gelijk.

Je suis particulièrement satisfaite de Paul.

Ik ben bijzonder tevreden met Paul hier.

Paul a gagné beaucoup d'argent l'année dernière.

Paul heeft vorig jaar veel geld verdiend.

Paul est venu à Rome pour me saluer.

Paul kwam naar Rome om me te begroeten.

Il est redevable à Pierre et à Paul.

- Hij heeft schulden bij Peter en Paul.
- Hij heeft overal schulden.

Par exemple, si Paul McCartney était dans votre groupe,

Stel dat Paul McCartney een lid van jouw groep is.

Je me demande ce qui est arrivé à Paul.

Ik vraag mij af wat er met Paul gebeurd is.

Paul est, de loin, le plus charmant garçon de l'école.

Paul is veruit de meest charmante jongen in de school.

Paul est un des élèves qui participent au tournoi d'échecs.

Paul is een van de leerlingen die zullen meedoen aan het schaaktornooi.

Jean-Paul II a été le premier pape à dire sa bénédiction de Pâques également en espéranto, à savoir le 3 avril 1994 ; les vœux de Noël de cette année, eux aussi, furent exprimés de même en espéranto. Il a continué ainsi les années suivantes et son successeur a fait de même.

Johannes-Paulus II was de eerste paus, die zijn Paaszegen ook in Esperanto uitsprak, namelijk op 3 april 1994; de Kerstwens van dat jaar was eveneens in Esperanto. Hij ging daarmee verder in de volgende jaren en zijn opvolger deed dat ook.