Examples of using "Téléphoné" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb gebeld.
Heb je hem gebeld?
Hij heeft me opgebeld.
Ze belde.
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
Een meisje belde me op.
Heeft Lucy al getelefoneerd?
Heb je hem gebeld?
- Ik belde.
- Ik heb gebeld.
Hij heeft ons gebeld.
Ik belde hem.
Meneer Machin heeft me opgebeld.
Hij was aan het bellen.
Paul heeft net gebeld.
Ik heb hem gisteren gebeld.
Hij belde me op om middernacht.
Tom belde me vanuit Boston.
- Hebt ge mij gisteravond opgebeld?
- Heb je me gisteravond gebeld?
Waarom belde ze?
- Waarom hebt u niet gebeld?
- Waarom hebben jullie niet gebeld?
Ik wil weten wie gebeld heeft.
Niemand heeft gebeld.
Iemand heeft gebeld.
We hebben verschillende keren met elkaar getelefoneerd.
Tom belde.
Lalita heeft gebeld.
- Tom heeft zijn vriendin telefonisch gesproken.
- Tom belde zijn vriendin.
Heeft u gebeld?
Heb je gebeld?
Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
Ik belde hem.
Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
Ik stond op het punt om te gaan winkelen, toen jij belde.
Waarom belde ze?
Ik heb gebeld.
Hebt ge mij gisteravond opgebeld?