Examples of using "Lion" in a sentence and their dutch translations:
Dit is een leeuw.
Dit is een leeuw.
Dit is een leeuw.
Een leeuw is sterk.
Ik zie een leeuw.
Ik heb het over een leeuw.
De leeuw eet het vlees.
Een leeuw is een dier.
De leeuw eet het vlees.
De leeuw is vlees aan het eten.
Ik was verbaasd een leeuw te zien.
De leeuw is de koning van de dieren.
De leeuw is de koning van het oerwoud.
Bij een leeuw blijven is gevaarlijk.
Joe en ik hebben gisteren een leeuw gezien.
Maak een slapende leeuw niet wakker!
Een eenzame hyena is geen partij voor een leeuw.
'Die man is een leeuw,' zei Napoleon terwijl hij zijn opmars zag.
Wie durft op een leeuw rijden?
Olifanten zien beter in het donker dan wij... ...maar lang niet zo goed als een leeuw.
Deze mannetjeszeeleeuw is niet zo groot gegroeid door alleen vis te eten.