Examples of using "L’ai" in a sentence and their dutch translations:
Ik at het.
Ik heb hem gezien.
Ik ben het kwijtgeraakt.
Ik heb hem zien rennen.
Ik heb hem!
Ik heb haar kwaad gekregen.
Ik was dat van een betrouwbare bron te weten gekomen.
Ik heb hem vorige week betaald.
- Ik zag het.
- Ik heb het gezien.
Ik heb hem ontmoet toen ik in Parijs was.
Ik heb hem zien rennen.
Ik heb hem gezien.
Ik heb hem gezien.
Ik heb hem zien rennen.
Ik heb hem ontmoet toen ik in Parijs was.