Translation of "L'ai" in Dutch

- Je l'ai changé.
- Je l'ai remplacé.
- Je l'ai modifiée.
- Je l'ai changée.
- Je l'ai remplacée.

- Ik heb het veranderd.
- Ik heb haar veranderd.

- Je l'ai changé.
- Je l'ai remplacé.
- Je l'ai modifié.

- Ik heb het veranderd.
- Ik heb hem veranderd.

Je l'ai ! C'est bon, je l'ai.

Hebbes. Ik heb hem. Zo.

- Je l'ai téléchargé.
- Je l'ai téléchargée.

Ik heb het gedownload.

- Je l'ai lavé.
- Je l'ai lavée.

Ik waste het.

Je l'ai.

Hebbes.

Je l'ai !

Hebbes.

Je l'ai reconnue dès que je l'ai vue.

Ik heb haar herkend van zodra ik haar zag.

- Je l'ai laissé déverrouillé.
- Je l'ai laissée déverrouillée.

Ik heb het niet op slot gedaan.

- Je l'ai vu nager.
- Je l'ai vue nager.

Ik zag haar zwemmen.

Je l'ai dit.

- Dat heb ik gezegd.
- Ik zei het toch.

Je l'ai giflé.

- Ik gaf hem een oorvijg.
- Ik heb hem een oorvijg gegeven.

Je l'ai rencontré.

Ik heb hem ontmoet.

Je l'ai mérité.

- Ik heb het verdiend.
- Ik verdiende het.

Je l'ai vu.

Ik heb hem gezien.

Je l'ai désigné.

Ik koos hem.

Je l'ai suivi.

Ik volgde hem.

Je l'ai oubliée.

Ik ben haar vergeten.

Je l'ai oublié.

Ik ben het vergeten.

Je l'ai acheté.

Ik heb het gekocht.

Je l'ai noté.

Ik heb het genoteerd.

Je l'ai appelée.

Ik heb haar gebeld.

Je l'ai trouvé !

Ik heb het gevonden!

Je l'ai aidée.

Ik heb haar geholpen.

Je l'ai téléchargée.

- Ik heb het gedownload.
- Ik heb het gesponsd.

Je l'ai cru.

Ik geloofde hem.

Je l'ai appelé.

Ik belde hem.

Je l'ai pesé.

Ik heb het gewogen.

Je l'ai aimé.

Ik hield van hem.

Je l'ai localisé.

- Ik heb hem gelokaliseerd.
- Ik heb haar gelokaliseerd.

Je l'ai dételé.

Ik heb het losgekoppeld.

Je l'ai tué.

Ik heb haar vermoord.

- Je l'ai entendu auparavant.
- Je l'ai déjà entendu auparavant.

Ik heb dat vroeger al eens gehoord.

- Je ne l'ai pas cassé.
- Je ne l'ai pas rompu.
- Je ne l'ai pas enfreint.

- Ik heb hem niet gebroken.
- Ik heb hem niet kapotgemaakt.

- Je l'ai confectionné moi-même.
- Je l'ai confectionnée moi-même.
- Je l'ai confectionné par moi-même.
- Je l'ai fait moi-même.

Ik heb het zelf gemaakt.

- Je l'ai vue chez elle.
- Je l'ai vue chez nous.
- Je l'ai vue à la maison.
- Je l'ai vue à son domicile.

Ik heb haar thuis gezien.

- Je ne l'ai jamais requis.
- Je ne l'ai jamais demandé.

Ik heb hier nooit om gevraagd.

- Je l'ai eu pour Noël.
- Je l'ai eue pour Noël.

Ik heb het voor Kerstmis gekregen.

- Je ne l'ai découvert qu'aujourd'hui.
- Je l'ai seulement découvert aujourd'hui.

Ik ben daar vandaag pas achtergekomen.

- Où Diable l'ai-je mis ?
- Où Diable l'ai-je mise ?

- Waar heb ik het in vredesnaam gestopt?
- Waar heb ik het in godsnaam gelegd?

- Je l'ai fait pour toi.
- Je l'ai fait pour vous.

Ik heb dit voor jou gedaan.

- Je l'ai fait pour lui.
- Je l'ai fait pour elle.

Ik deed het voor haar.

- Je l'ai mis dans votre chambre.
- Je l'ai mise dans votre chambre.
- Je l'ai mis dans ta chambre.
- Je l'ai mise dans ta chambre.

Ik heb het in uw kamer gezet.

C'est bon, je l'ai.

Ik heb hem. Zo.

Je l'ai vu développer

Dat zien ontwikkelen...

Pourquoi l'ai-je fait ?

Waarom heb ik het gedaan?

Je l'ai appelée Cathy.

Ik noemde haar Cathy.

Je l'ai vu nager.

- Ik zag haar zwemmen.
- Ik zag hem zwemmen.
- Ik heb het zien zwemmen.

Je l'ai presque oublié.

Ik was het bijna vergeten.

Je l'ai aidé hier.

Ik heb hem gisteren geholpen.

Je l'ai rendue heureuse.

Ik maakte haar gelukkig.

Quand l'ai-je fait ?

Wanneer deed ik dat?

Où l'ai-je mis ?

- Waar heb ik hem neergelegd?
- Waar heb ik het gestopt?
- Waar heb ik het neergelegd?

Je l'ai longuement attendue.

Ik heb lang op haar gewacht.

Je l'ai rencontré hier.

- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.

Je l'ai entendue chanter.

Ik hoorde haar zingen.

Je l'ai vu courir.

Ik heb hem zien rennen.

Oui, je l'ai embrassé.

Ja, ik heb haar gekust.

Je l'ai déjà acheté.

Ik heb het al gekocht.

Je l'ai acheté hier.

Ik heb het gisteren gekocht.

Je l'ai apparemment bâclé.

Het ziet ernaar uit dat ik het verknoeid heb.

Je l'ai attendue longtemps.

Ik heb lang op haar gewacht.

Je l'ai déjà fait.

Ik heb dat al gedaan.

Je l'ai fait volontairement.

Ik heb het vrijwillig gedaan.