Examples of using "Collègue" in a sentence and their dutch translations:
Hij is mijn collega.
Tom is mijn collega.
Hij werd mijn medewerker.
We hebben een collega in Spanje.
- Hij kan goed opschieten met zijn collega.
- Hij komt goed overeen met zijn collega.
De moeder van onze collega is overleden.
Ik ben een collega van je vader.
Ik ben het helemaal met u eens, mijn beste collega.
wanneer we moeten samenwerken met een collega die we niet mogen --
Terwijl ze het verwijt hoorde dat aan haar gericht was, drukte de jonge collega de lippen hard op elkaar.