Examples of using "Chicago" in a sentence and their dutch translations:
Goede nacht, Chicago.
Carol woont in Chicago.
Carol woont in Chicago.
Hij verlaat Chicago morgen.
Ze is met de bus naar Chicago gegaan.
Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.
Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.
De volgende week vlieg ik naar Chicago.
Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.
Haar beslissing om naar Chicago te verhuizen verbaasde ons.
Ik wil in Boston of Chicago wonen.
Het eerste reuzenrad ter wereld werd gebouwd in Chicago. Het is genoemd naar zijn bouwer George Washington Gale Ferris jr.