Examples of using "Cassée" in a sentence and their dutch translations:
De klok is kapot.
Mijn koffer is stuk.
Deze stoel is kapot.
De douche is stuk.
De stoel is stuk.
Mijn auto is defect.
- Mijn fles is gebroken.
- Mijn fles brak.
Dit horloge is stuk.
De stoel lijkt kapot te zijn.
Mijn horloge is kapot.
- De vleugel van de vogel was gebroken.
- De vogel had een gebroken vleugel.
De adelaar had een gebroken vleugel.
Hij repareerde de kapotte tafel.
De deurklink is gebroken.
Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.
Zij verzorgde zijn gebroken been.
De joystick is kapot.
- Is het kapot?
- Is het gebroken?
Een van de vleugels van de adelaar was gebroken.
- Mijn tv is kapot.
- Mijn televisie is kapot.
De douche is stuk.
- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.
- Mijn auto is defect.
Hij brak zijn kaak en verloor een paar tanden.
De adelaar had een gebroken vleugel.
- Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.
- Onze buur heeft een rib gebroken.
- Onze buurman heeft een rib gebroken.
De douche is stuk.
- Je brak je arm.
- Je hebt je arm gebroken.
Dit is het raam dat kapotgemaakt werd door de jongen.