Examples of using "Bill" in a sentence and their dutch translations:
Kom op, Bill.
- Bill is in Japan geweest.
- Bill was in Japan.
Bill is altijd eerlijk.
Bill heeft veel vrienden.
Bill, doe de deur open.
Bill heeft veel originele ideeën.
Bill komt volgende week terug.
Bill is mijn beste vriend.
Bill schreide urenlang.
Bill is in Japan geweest.
Bill is met roken gestopt.
Bill heeft me een mooie jurk gemaakt.
Bill gaat winnen, nietwaar?
Bill zit in de redactie.
Bill heeft de misdaad niet begaan.
Bill is nog steeds een legendarische figuur in dit bedrijf.
Bill werkt in de autoverkoop.
Bill schreide urenlang.
Bill werd gedood door die man.
Bill Gates is de stichter van Microsoft.
Ik kan net zo hard rennen als Bill.
Bill is niet zo groot als Bob.
Niemand weet waar Bill naartoe is.
Bill is twee jaar ouder dan ik.
Ik heb je lang niet gezien, Bill.
Bill is nog altijd een legende in dit gezelschap.
Bill is nog steeds een legendarische figuur in dit bedrijf.
Tom loopt niet zo snel als Bill.
Bill zingt vaak in de badkamer.
- John maakte misbruik van de zwakheid van Bill.
- John profiteerde van Bills zwakke plek.
Willy is daar onverbiddelijk in: zij zou hem moeten gehoorzamen.
- Tom is er al, maar Bill is nog niet gekomen.
- Tom is er al, maar Bill is nog niet aangekomen.
Bill stond vroeg op om de eerste trein te halen.
Bill en zijn jongere broer lijken helemaal niet op elkaar.
Bill heeft een parttime job om een auto te kunnen kopen.