Examples of using "Anglais " in a sentence and their dutch translations:
Laten we Engels praten.
- Spreek je Engels?
- Kun je Engels?
Ik kan Engels spreken.
Je spreekt goed Engels.
Ik spreek Engels.
Antwoord in het Engels.
Hij is een Engelsman.
Hij spreekt Engels.
Spreek je Engels?
Hij was Engels.
Ze spreekt goed Engels.
Het Engels alfabet telt 26 letters.
Het Engels alfabet telt 26 letters.
- Zij spreken geen Engels.
- Ze spreken geen Engels.
Vertaal deze zin in het Engels.
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Wij spreken allemaal Engels.
- Uw Engels is volmaakt goed.
- Uw Engels is perfect.
Engels spreken is leuk.
Zeg het in het Engels.
Ik wenste dat ik Engels kon spreken.
Ze spreekt goed Engels.
Zij kunnen Engels spreken.
Neen, ik ben Engels.
Nee, ik ben een Engelsman.
Jouw Engels is perfect.
David Beckham is Engels.
- Ge moet Engels spreken.
- Je moet Engels spreken.
Je spreekt goed Engels.
Ik kan Engels spreken.
Tom is geen Engelsman.
Hij spreekt goed Engels.
Dit boek is geschreven in het Engels.
Het Engels alfabet telt 26 letters.
Hoeveel Engelse woorden kent u?
Neen, ik ben Engels.
Hij spreekt vloeiend Engels.
Engels spreken is niet makkelijk.
Ze spreekt altijd Engels.
- Hij spreekt Engels en Frans.
- Hij kan Engels en Frans spreken.
De omroeper sprak Engels.
Ze spreekt heel goed Engels.
Het Engels alfabet telt 26 letters.
Spreken mensen van Mars Engels?
Vertaal deze zin in het Engels.
Engels spreken is leuk.
- Ik spreek een klein beetje Engels.
- Ik spreek een beetje Engels.
Ze spreekt zowel Engels als Frans.
- Ze spreekt geen Engels.
- Zij spreekt geen Engels.
Ik spreek dagelijks Engels.
Ge moet uw Engels nog bijschaven.
Ellen spreekt geen Engels.
Hij spreekt geen Engels.
We spreken geen Engels.
Ik spreek Frans en Engels.
Ik wil Engels kunnen spreken.