Examples of using "Likes" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen houdt van ijs.
- Iedereen vindt je leuk.
- Iedereen vindt u leuk.
- Iedereen vindt jullie leuk.
- Hij houdt van sinaasappels.
- Hij houdt van appelsienen.
Iedereen vindt haar aardig.
Hij vindt voetbal leuk.
Niemand houdt ervan te verliezen.
Hij houdt van jagen.
Susan houdt van katten.
Niemand houdt ervan te verliezen.
Tom houdt van vissen.
Niemand vindt haar leuk.
Tom vindt Maria leuk en Maria vindt hem leuk.
Ze houdt ook van boeken.
- Hij speelt graag voetbal.
- Hij vindt voetballen leuk.
- Tom houdt van reizen.
- Tom reist graag.
Hij houdt ervan wandelingen te maken.
Zij houdt ook van chocolade.
Iedereen houdt van gratis spullen.
Iedereen houdt van ijs.
- Tom vindt lieveheersbeestjes echt leuk.
- Tom is dol op lieveheersbeestjes.
Niemand vindt het leuk.
Nancy houdt van muziek.
Tom houdt van zwemmen.
Tom houdt van kaas.
Yukiko houdt van aardappelen.
Zij houdt van wijn.
Hij vindt voetbal leuk.
Wie houdt van Sachiko?
Hij houdt van thee.
Hij houdt van appelsienen.
Linda houdt van chocolade.
Hij houdt van Disney.
Maria houdt van noten.
Tom vindt reggae leuk.
Tom houdt van geld.
Tom houdt van experimenteren.
Tom houdt van brunettes.
Tom houdt van blondines.
Tom houdt van roodharigen.
Tom houdt van pony's.
Tom vindt hanengevechten leuk.
Hij houdt van slapen.
Ze houdt van slapen.
Hij houdt van quinoa.
- Iedereen houdt van haar.
- Iedereen mag haar graag.
Iedereen houdt van geld.
- Hij vindt me leuk.
- Hij vindt me aardig.
Tom houdt van katten.
Tom houdt van eekhoorns.
Xochipepe houdt van bloemen.
Zij houdt van sneeuw.
- Hij houdt van snoepjes.
- Hij houdt van snoep.
- Hij houdt van zoetigheden.
Wie houdt er van oorlog?
Hij houdt van vissen.
Houdt Tom van tomaten?
- Tom houdt van vis.
- Tom houdt van vissen.
Tom vindt jou leuk.
Tom vindt dat leuk.
Melanie houdt van muziek.
Tom houdt van wijn.
Hij houdt van tijgers.
Anna houdt van chocolade.
Tom houdt van chocola.
Tom houdt van wortels.
Hij houdt van sport.
Tom vindt Maria leuk.
Tom houdt van spaghetti.
Tom houdt van sneeuw.
Wie eet graag bonen?
Iedereen houdt van vuvuzela's!
Niemand houdt van oorlog.
Tom houdt van sinaasappels.
Tom houdt van noten.
Mike houdt van katten.
Tom houdt van aandacht.
Ze vindt hem leuk.
Hij houdt van sneeuw.