Examples of using "Throwing" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben aan het overgeven.
- Ik ben aan het kotsen.
Ik heb veel overgegeven.
Ik moet overgeven.
- We gaan het niet gooien.
- We gaan hem niet gooien.
- Ik geef het op.
- Ik gooi de handdoek in de ring.
...maar gooide haar web over hem heen.
Stop met het gooien van kiezels tegen mijn raam.
mijn type telde niet mee,
Ik geef me over.
- Ik geef het op.
- Ik stop ermee.
Tom organiseert volgende week zaterdag een verrassingsfeestje voor de verjaardag van Maria.
Ik geef het op.
De jongen vond het leuk om eieren naar mensen te gooien vanuit het raam van zijn flat.
Hij wierp zichzelf in een aanval, verloor de controle over de strijd en werd zwaar verslagen door Bernadottes
We hebben de pompoenen geoogst door ze naar elkaar te gooien en vervolgens naar iemand op de vrachtwagen.
En heeft ze een methode om ze op te pakken... ...en voorzichtig uit het hol te gooien.
- Tom geeft over.
- Tom kotst.