Examples of using "Saw" in a sentence and their dutch translations:
- Ik zag het.
- Ik zag dat.
- Ik zag.
- Ik heb het gezien.
Tom zag Maria.
Ik heb hem gezien.
Ik zag iemand.
Ik zag.
Niemand zag me.
Niemand heeft iets gezien.
Niemand heeft iets gezien.
- Ik zag een vliegtuig.
- Ik heb een vliegtuig gezien.
Ik heb Marcus' huis gezien.
Ik heb haar gisteren gezien.
- Hij heeft het ook gezien.
- Hij zag het ook.
Ik zag haar zwemmen.
Ik heb niets gezien.
- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb u gezien.
Niemand zag me.
Iemand heeft je gezien.
- Ik zag iemand.
- Ik heb iemand gezien.
Hij heeft alles gezien.
- Ik zag hen.
- Ik heb hen gezien.
Ik heb Dana gezien.
Ik zag hem.
Tom heeft niets gezien.
Hij zag niemand.
Ze hebben me gezien.
Tom zag Maria.
Ik zag Tom.
Niemand heeft iets gezien.
Wie zag jou?
- Ik zag het.
- Ik heb het gezien.
Ik zag dat.
Sami zag Layla.
Tom zag Maria.
We hebben een ufo gezien.
- Ik zag het.
- Ik zag dat.
Ik heb hem gezien.
Ik heb hem zien rennen.
- Ik heb vandaag een ster gezien.
- Ik heb vandaag een spreeuw gezien.
De zaagschubadder.
zag ik dit rapport.
De zeelui zagen land.
Ivo zag de druif.
Bob zag hem opnieuw.
Ik heb hem zien rennen.
- Ik zag haar zwemmen.
- Ik zag hem zwemmen.
- Ik heb het zien zwemmen.
- Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb jou gisteren gezien.
- Ik heb de hond gezien.
- Ik zag de hond.
Ik zag een hond.
Ik zag de heuvel.
Tom zag een spook.
Ik zag u koken.
Ze heeft hem zien glimlachen.
Tom zag de video.
- Ik heb u nooit gezien.
- Ik heb je nooit gezien.
Misschien heeft Tom iets gezien.
- Ik zag het gebeuren.
- Ik heb het zien gebeuren.
Ik heb haar zopas ontmoet.
Ik heb Marcus' huis gezien.
Ik zag een muis.
Ik heb een muis gezien!
Ik zag een gevecht.
Ik zag vijf mannen.