Examples of using "Marathon" in a sentence and their dutch translations:
Maria traint voor een marathon.
Tom heeft vorig weekend een marathon gelopen.
Tom nam deel aan de marathon van Boston.
- Hij heeft hem getimed tijdens de marathon.
- Hij timede hem tijdens de marathon.
Tom liep de marathon in minder dan vijf uur.
Goede tijden, slechte tijden; perimenopauze; rotdag: één portie.
De eerste man die binnen twee uur een marathon loopt.