Examples of using "Kissing" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zoenen.
- Zij zoenen.
- Ze zijn aan het zoenen.
- Zij zijn aan het zoenen.
Ze zijn nog steeds aan het zoenen.
Ik zag ze kussen.
Ze kust hem.
Zoenen kan het virus verspreiden.
Kan je HIV krijgen van zoenen?
Hij wou niet ophouden haar te kussen.
Het virus kan worden overgedragen door te kussen.
- Denk je dat Tom Maria Johan zag zoenen?
- Denk je dat Tom zag dat Maria Johan zoende?
Een van de gasten vertelde me dat ze je Tom zagen kussen.
Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.