Examples of using "Still" in a sentence and their dutch translations:
- Zit stil.
- Sta stil.
Niet bewegen!
Sta stil.
Niet bewegen!
Nog steeds?
- Zit stil.
- Sta stil.
- U bent nog jong.
- Ze zijn nog jong.
Ben je nog steeds wakker?
Nog steeds?
Lig stil.
Zit stil.
Blijf staan!
- Sta stil!
- Blijf stilstaan!
- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.
- Ik ben nog steeds vrijgezel.
Hij is nog minderjarig.
Ik ben nog jong.
Er is nog tijd.
- Ik ben nog aan het eten.
- Ik eet nog steeds.
Hij is nog steeds boos.
Ben je nog steeds wakker?
- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.
Ik ben altijd nog alleen.
Hij is nog in leven.
Ik werk nog.
Hij is nog jong.
Het is nog donker.
Tom is nog steeds dood.
Ze is nog minderjarig.
Ze is nog een meisje.
Ik heb nog steeds honger.
Is Tom nog steeds wakker?
We zijn nog steeds de beste.
Is hij nog steeds hier?
- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.
Tom is nog een kind.
gebeurt het toch.
Door compleet stil te staan...
Ze heeft nog steeds niet besloten.
Je bent nog jong.
- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.
Ik heb nog steeds honger.
- We wachten nog steeds.
- We zijn nog steeds aan het wachten.
Er is nog hoop.
Ze zijn nog jong.
We zijn er nog steeds.
Hij lacht nog steeds.
Het sneeuwt nog steeds.
Ik ben nog steeds duizelig.
Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds in de war.
- Ik ben nog steeds verward.
Het is nog mogelijk.
Het regent nog.
Ik heb nog steeds dorst.
Hij is nog steeds woedend.
Ze zijn nog steeds aan het zoenen.
U leeft nog.
Je bent nog steeds aan het groeien.
Het is nog donker.
Alles was stil.
Alles is stil.
- Ik leer nog steeds.
- Ik ben het nog steeds aan het leren.
Ik werk nog.
Het is nog berijdbaar.
Sami rookt nog steeds.
Ze werken nog steeds.
Ik schaam me nog steeds.
Je bent nog steeds onervaren.
Wie is er nog wakker?