Examples of using "Kettle" in a sentence and their dutch translations:
- Zet de ketel op.
- Zet het water op.
De ketel kookt.
- Ik ga wat water opzetten.
- Ik ga de ketel opzetten.
- Ik zet de ketel op.
- Ik zet het water op.
- Ik zal de ketel opzetten.
- Ik zal het water opzetten.
- Tom zette het water op.
- Tom zette de ketel op.
- Zet de ketel op.
- Zet het water op.
- De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
- De pot verwijt de ketel.
Dat is andere koek.
- Dat is een ander paar mouwen.
- Dat is andere koek.