Examples of using "Boiling" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kook water.
- Ik ben water aan het koken.
- Wij koken water.
- Wij zijn water aan het koken.
Wij koken water.
Zijn bloed kookt.
De ketel kookt.
Ik kook water.
Het is kokend heet hier binnen.
De aardappels koken.
- De pan kookt over.
- De pot kookt over.
Thomas kookt een ei.
De thee is kokend heet.
Ik heb mezelf verbrand aan kokend water.
Taro is snel aangebrand.
Voeg de pasta toe aan het kokende water.
Tom is eieren aan het koken in de keuken.
Tom was aan het gloeien van de koorts en aan het hallucineren.
Thomas kookt een ei.
De thee is kokend heet.
en we in kokend water ondergedompeld worden ter ontharing.
Soms voelde het alsof er kokend water in mijn bot was geïnjecteerd.
De thee is heet.