Translation of "Put" in Dutch

- Put your hat on.
- Put on your hat.

Doe je muts op.

- Put on your coat.
- Put your coat on.

Doe je jas aan.

- Put on your socks.
- Put your socks on.

Doe je sokken aan.

- Put your pants on.
- Put on your pants.

Trek je broek aan.

Put it down.

Leg het neer!

Put it there.

Leg het daar.

Put it on.

- Zet het op.
- Doe het aan.

Put that down!

- Leg het neer!
- Leg dat neer!

Put yourself together.

Hou jezelf in bedwang.

- Put the kettle on.
- Go put the kettle on.

- Zet de ketel op.
- Zet het water op.

- Please put your cigarette out.
- Please put out your cigarette.

- Doof uw sigaret a.u.b.
- Maak je sigaret alsjeblieft uit.

- I put my hat on.
- I put on my hat.

Ik deed mijn hoed op.

- Put your hands up!
- Hands up!
- Put your hands up.

Handen omhoog!

- Tom put on his socks.
- Tom put his socks on.

Tom doet zijn sokken aan.

- Put yourself in my position.
- Put yourself in my place.

- Ga eens in mijn schoenen staan.
- Plaats jezelf in mijn situatie.

- Mary put on her socks.
- Mary put her socks on.

Maria deed haar sokken aan.

- Tom put on some clothes.
- Tom put his clothes on.

Tom kleedde zich aan.

- Where did I put it?
- Where did I put them?

- Waar heb ik haar neergelegd?
- Waar heb ik haar gelegd?
- Waar heb ik haar gestopt?

- They put their overcoats on.
- They put on their overcoats.

Ze hebben hun overjassen aangetrokken.

- They put their skis on.
- They put on their skis.

Zij doen hun ski's aan.

- Put it onto the table.
- Put it on the table.

Leg het op tafel.

If we put two...

Als we twee...

Put out the fire.

Doof het vuur!

Put down your pencil.

Leg je potlood neer.

Put that in writing.

- Zet dat op papier.
- Zet dat zwart op wit.
- Schrijf het op.
- Leg het schriftelijk vast.

Put your hat on.

Doe je muts op.

Put on your pajamas.

Trek je pyjama aan.

She put on socks.

Ze trok sokken aan.

Put your clothes away.

Doe je kleren weg.

Put out your cigarettes.

Doof jullie sigaretten!

Put the gun down.

Leg het wapen neer.

- Stay still.
- Stay put.

- Blijf zitten.
- Blijf staan.

Put that cigarette out.

Doe die sigaret uit.

Put on your cap.

Doe je muts op.

Put your hands down!

Handen af!

Put down your pencils.

Leg je potloden neer.

Put your sunglasses on.

Doe je zonnebril op.

Put your bracelet on.

Doe je armband om.

Put the bracelet on.

Doe de armband om.

Put down the hammer.

Leg die hamer neer.

Put away your wallet.

Steek je portefeuille weg.

Put your hands up!

Handen omhoog!

Put it over there.

- Zet het daar maar neer.
- Leg het daar maar neer.
- Plaats het daar.

Put on a robe.

Trek een badjas aan!

You've put on weight.

Je bent dikker geworden.

Put the book there.

Leg het boek daar.

Put away your bicycle.

Zet uw fiets weg.

Just put it there.

- Leg het daar gewoon neer.
- Zet het gewoon daar.

Put the lid down.

Doe het deksel omlaag.

Put some effort in!

Doe een inspanning.

- That will put you in danger.
- That'll put you in danger.

Dat zal je in gevaar brengen.

- May I put it down here?
- May I put it here?

Mag ik het hier neerzetten?

- I'll put the kettle on.
- I'll go put the kettle on.

- Ik ga wat water opzetten.
- Ik ga de ketel opzetten.
- Ik zet de ketel op.
- Ik zet het water op.
- Ik zal de ketel opzetten.
- Ik zal het water opzetten.

- I put on my shoes at once.
- I put my shoes on immediately.
- I put on my shoes immediately.

Ik heb meteen mijn schoenen aangetrokken.

- Put your hands on your head!
- Put your hands on your head.

Handen op het hoofd!

- They put their ice skates on.
- They put on their ice skates.

Zij deden hun schaatsen aan.

- Where can I put the bike?
- Where can I put my bike?

Waar kan ik de fiets laten?

- I put my shoes on immediately.
- I put on my shoes immediately.

Ik heb meteen mijn schoenen aangetrokken.

To put things into perspective,

Laat me dat in perspectief plaatsen.

I'll put on a suit...

Ik trek een pak aan...

You put it over you.

Je trekt hem over je heen.

Everybody put their foot down.

Iedereen heeft zich verzet.

He put on clean trousers.

Hij deed een propere broek aan.

Tom put on his swimsuit.

Tom trok zijn zwemkleding aan.

He was put under anesthesia.

Hij werd onder narcose gebracht.

May I put it here?

Mag ik het hier neerzetten?

That'll put you in danger.

Dat zal je in gevaar brengen.

Put everything in my basket.

- Leg alles in mijn mand.
- Leg alles in mijn korf.

I put handcuffs on him.

Ik heb hem in de boeien geslagen.

He put aside the book.

Hij legde het boek aan de kant.