Examples of using "Karen" in a sentence and their dutch translations:
Karen is boos op me.
Waar kom je vandaan, Karen?
Ja, mijn naam is Karen Smith.
Karen is niet boos op mij.
Jack White en Karen Elson zijn gescheiden.
Karen vroeg om de baas te spreken.
Karen kocht veel dingen op de rommelmarkt.
De Amerikaanse vicepresident Mike Pence en zijn vrouw Karen hebben beiden negatief getest op het coronavirus.