Examples of using "Things" in a sentence and their dutch translations:
- De dingen veranderen.
- De dingen zijn aan het veranderen.
- Dingen gebeuren nu eenmaal.
- Dingen gebeuren.
Namen, dingen.
De dingen veranderen.
- Dingen gaan stuk.
- Dingen gaan kapot.
Er zijn dingen gebeurd.
Dingen gebeuren nu eenmaal.
Je beeldt je dingen in.
De dingen veranderen snel.
- Het werd vreemd.
- De dingen werden raar.
- Het liep fout.
- Het liep snel uit de hand.
- De zaken escaleerden snel.
- De boel escaleerde snel.
Het ging mis.
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe staan de zaken?
Haal je spullen.
Zijn dingen slecht?
- Tom repareert dingen.
- Tom maakt dingen in orde.
- Tom lost dingen op.
Tom weet van alles.
Tom ziet dingen.
De dingen liepen hoog op.
Het werd gewelddadig.
Het werd nog erger.
De dingen zijn aan het veranderen.
- Dit verandert de zaken.
- Dit geeft een ommekeer.
Tom heeft veel gekocht.
Laat dingen niet half afgemaakt.
Herinneringen zijn fascinerend.
erosie en soortgelijke dingen.
De dingen in de verte lijken onscherp.
- Waar zijn je spullen?
- Waar zijn jouw spullen?
- Waar zijn uw spullen?
- Waar zijn jullie spullen?
Alles met mate.
Ze gooiden overbodige dingen weg.
- Pak je spullen.
- Haal je spullen bij elkaar.
Vergeet je dingen niet.
Laat mijn spullen met rust.
Zijn dit jouw dingen?
Die dingen zijn parasieten!
- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.
Ik wil veel dingen.
- Het zijn mijn zaken niet!
- Het gaat mij niet aan!
- Die dingen zijn niet van belang.
- Die dingen zijn irrelevant.
De dingen veranderen snel.
Die dingen zijn echt gebeurd.
Er gebeuren hier idiote dingen.
Ik heb veel dingen gezien.
Laat wat dingen los
Kinderen doen domme dingen.
Ik zie dingen anders.
Zeg zo geen dwaze dingen.
Ik heb mijn spullen al gepakt.
- Ik hoop dat de situatie zich zal verbeteren.
- Ik hoop dat de dingen beter zullen gaan.
Woorden, woorden en meer dingen.
Het zal véél dingen worden.
Dus doen we verschillende dingen.
en zulke dingen vallen me op.
Laat me dat in perspectief plaatsen.
S' morgens, wordt het stil.
Je verliest namelijk van alles.
Neem de dingen zoals ze zijn.
Iets kwaads speelt zich achter mijn rug af.
Zoiets zeg je niet!
Hoe gaat het met u de laatste tijd?
De gebraden kippen zullen je niet in de mond vliegen.
Ik moet wel dingen zien.
Nou, er zijn wel vreemdere dingen gebeurd.
Tom verliest vaak iets.
- Tom vergeet altijd dingen.
- Tom vergeet constant dingen.
Sommige dingen kunnen niet gerepareerd worden.
Je zegt de liefste dingen.
Ik heb dingen te zeggen.
Hoe gaat het in Boston?
Maak je geen zorgen. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal.
Hoe werken deze dingen?