Translation of "Floor" in Dutch

What floor?

Welke verdieping?

- The floor is yours.
- You have the floor.

U hebt het woord.

- The floor is lava!
- The floor is lava.

De vloer is lava!

Wax the floor.

Was de vloer.

Caution! Wet floor.

Voorzichtig! Natte vloer.

The floor is slippery.

De vloer is glad.

- I live on the bottom floor.
- I live on the first floor.
- I live on the ground floor.

- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op het gelijkvloers.

- What floor do you live on?
- Which floor do you live on?

Op welke verdieping woont ge?

- Don't throw anything onto the floor.
- Don't throw anything on the floor.

Gooi niets op de vloer.

- I live on the bottom floor.
- I live on the ground floor.

- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op het gelijkvloers.

It's on the eighth floor.

Het is op de achtste verdieping.

What floor are we on?

Op welke verdieping zijn we?

He stood on the floor.

Hij stond op de vloer.

Don't spit on the floor!

Niet spugen op de grond!

They're on the eighth floor.

Ze zijn op de achtste verdieping.

What are pelvic floor exercises?

Wat zijn bekkenbodemoefeningen?

- My apartment is on the fourth floor.
- My room is on the fourth floor.
- My flat is on the third floor.

Mijn kamer is op de vierde verdieping.

- There's no hot water on the fifth floor, but there is on the ground floor.
- There's no hot water on the fourth floor, but there is on the ground floor.

Op de vierde verdieping is er geen warm water, maar op de begane grond wel.

- My apartment is on the fourth floor.
- My room is on the fourth floor.

Mijn kamer is op de vierde verdieping.

- The kitchen is on the second floor.
- The kitchen is on the third floor.

- De keuken bevindt zich op de eerste verdieping.
- De keuken bevindt zich op de tweede verdieping.

Water spilling all over the floor,

water op de vloer,

Dennis lay flat on the floor.

Dennis lag plat op de vloer.

He was standing on the floor.

Hij stond op de vloer.

I live on the fifth floor.

Ik woon op de vijfde verdieping.

Your glasses fell on the floor.

Jouw bril is op de vloer gevallen.

I live on the bottom floor.

Ik woon gelijkvloers.

The floor was covered with blood.

De vloer was bedekt met bloed.

I made him sweep the floor.

Ik liet hem de vloer vegen.

I live on the first floor.

- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de eerste verdieping.

Tom was sitting on the floor.

Tom zat op de grond.

Which floor do you live on?

Op welke verdieping woon jij?

I live on the ground floor.

- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de begane grond.

My cellphone fell on the floor.

Mijn mobiele telefoon viel op de vloer.

Tom is on the third floor.

Tom is op de derde verdieping.

Be careful. The floor is slippery.

Wees voorzichtig. De vloer is glad.

The pen fell to the floor.

De pen viel op de grond.

There's no hot water on the fifth floor, but there is on the ground floor.

Op de vierde verdieping is er geen warm water, maar op de begane grond wel.

- My office is on the fifth floor.
- My office is located on the fifth floor.

- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.

- The men's room is on the second floor.
- The Gents is on the first floor.

De herentoiletten bevinden zich op de tweede verdieping.

Take the elevator to the fifth floor.

Neem de lift tot op de vijfde verdieping.

He tried to sleep on the floor.

Hij probeerde op de grond te slapen.

My apartment is on the fourth floor.

- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn flat bevindt zich op de vierde verdieping.

I polished up the floor and furniture.

Ik poetste de vloer en het meubilair op.

The restaurant is on the ground floor.

Het restaurant bevindt zich op de benedenverdieping.

My office is on the fifth floor.

- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.

Tom stumbled over something on the floor.

Tom struikelde over iets op de vloer.

My room is on the fourth floor.

Mijn kamer is op de vierde verdieping.

Tom's dirty clothes are on the floor.

Toms vuile kleren liggen op de grond.

Dan saw blood on the kitchen floor.

Dan zag bloed op de keukenvloer.

Tom wanted to sink through the floor.

Tom zou liefst in de grond weggezonken willen zijn.

The kitchen is on the first floor.

- De keuken bevindt zich op de eerste verdieping.
- De keuken bevindt zich op de begane grond.

The kitchen is on the ground floor.

De keuken bevindt zich op de begane grond.

The kitchen is on the third floor.

- De keuken bevindt zich op de tweede verdieping.
- De keuken bevindt zich op de derde verdieping.

Sami threw the bottle on the floor.

Sami gooide de fles op de vloer.