Examples of using "Flashlight" in a sentence and their dutch translations:
Geef me je zaklamp.
Tom gaf Mary de zaklamp.
Niemand had een zaklamp bij zich.
Deze zaklamp heeft twee batterijen nodig.
- Heb je een zaklamp nodig?
- Hebben jullie een zaklamp nodig?
- Hebt u een zaklamp nodig?
- Heeft u een zaklantaarn nodig?
- Heb je een zaklantaarn nodig?
- Ze deed haar zaklantaarn aan.
- Ze deed haar zaklamp aan.
- Ik heb geen zaklamp gebruikt.
- Ik gebruikte geen zaklamp.
Tom gaf Mary de zaklamp.
Of ik gebruik een normale zaklamp...
Ga op de zolder een zaklantaarn zoeken.
De politieagent scheen met zijn zaklantaarn in het huis.
Tom deed zijn zaklamp aan en ging de grot in.
Tom hield een kleine zaklamp vast in zijn rechterhand.
- Heb je een zaklamp nodig?
- Hebben jullie een zaklamp nodig?
- Hebt u een zaklamp nodig?
- Heeft u een zaklantaarn nodig?
- Heb je een zaklantaarn nodig?
- Hebben jullie een zaklantaarn nodig?
Deze zaklamp heeft twee batterijen nodig.
Het is geen gewone zaklamp, het is ultraviolet.
Ga op de zolder een zaklantaarn zoeken.
Wat denk je? Gebruiken we de zaklamp en de doorzichtige fles? Of gebruiken we het uv-licht?