Examples of using "Gave" in a sentence and their dutch translations:
Tom gaf me prasad.
- Ze gaf geld.
- Zij gaf geld.
- Ze heeft geld gegeven.
- Zij heeft geld gegeven.
Tom gaf het op.
Ze gaven het op.
Ik gaf op.
Hij gaf op.
Wie heeft jullie dit gegeven?
Tom gaf iets aan Mary.
Wie heeft dit aan jou gegeven?
- Wie heeft dit aan jou gegeven?
- Wie heeft jullie dit gegeven?
- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
Hij gaf haar een boek.
Ze gaf me een cadeautje.
Zij gaf het woordenboek terug.
Hij gaf me een potlood.
Ze gaf melk aan de kat.
Ik heb gewoon opgegeven.
Ik gaf Maria chocolade.
- Ze hebben misschien opgegeven.
- Misschien hebben ze opgegeven.
Mijn vader is gestopt met roken.
Ik gaf Tom chocolade.
Tom gaf Maria chocolade.
Ik gaf hem snoep.
Hij zakte door zijn knieën.
De soldaat gaf me water.
Tom gaf Maria de sleutels.
Tom gaf me zijn sleutel.
Hij gaf mij een nietszeggend antwoord.
Tom gaf me een pop.
Hij gaf mij geld, maar ik heb het hem onmiddellijk teruggegeven.
Hij gaf de kat wat melk.
Ik heb hem een paar boeken gegeven.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.
De leraar gaf ons huiswerk.
Mary gaf Tom een knuffel.
Tom gaf me een pen.
- Zij gaf hen een paar appels.
- Zij gaf hen een paar appelen.
Ze gaf een vaag antwoord.
Hij gaf me een voorbeeld.
Hij gaf me een horloge.
Hij gaf me een cadeau.
Hij gaf me dit boek.
Ik heb hem het geld gegeven.
Ik heb mijn job opgegeven.
Ann gaf mij dit geschenk.
Ik gaf hem een boek.
Ze gaven het aan mij.
Zij gaf ons een geschenk.
Hij gaf mij een appel.
Hij gaf me tienduizend yen.
Ze masseerde hem.
Ik gaf Tom een keuze.
Hij gaf de kat wat melk.
Hij heeft me zijn woord gegeven.
Maria gaf Tom een lesje.
Ze gaf me een paar boeken.
Hij gaf hem een boek.
Ze gaf hem een horloge.
Ze gaf melk aan de kat.
Ze heeft een tweeling gebaard.
Ik gaf hem wat advies.
Ik gaf hem mijn adres.
Ik gaf Tom een kans.
Ik gaf Tom een lift.
- Ik gaf Tom een kalmerend middel.
- Ik gaf Tom een kalmeringsmiddel.
- Ik gaf Tom een sedatief.
Ik gaf Tom nog een kans.
Hij gaf haar een boek.
Ik gaf hem een oorvijg.
Tom gaf Mary zijn notitieboekje.
Tom gaf me een baan.
Tom gaf Maria zijn nier.
- Tom heeft mij dertig dollar gegeven.
- Tom gaf me dertig dollar.
Tom gaf me geen keus.