Examples of using "Bomb" in a sentence and their dutch translations:
- Is het een bom?
- Is dit een bom?
Is dit een bom?
Het is een bom.
Dit is een bom.
Is dit een bom?
Is het een bom?
Er is een bom in het vliegtuig!
kreeg mijn school twee bombedreigingen.
We hoorden de bom ontploffen.
Tom is een expert in het opruimen van bommen.
De atoombom is een verschrikkelijk wapen.
De bom zal in tien seconden exploderen.
Er is een bom in het vliegtuig!
- Zij weten hoe een atoombom te maken.
- Zij weten hoe een atoombom gemaakt wordt.
- Ze weten hoe een atoombom gemaakt wordt.
- Ze weten hoe men een atoombom maakt.
De school was gesloten wegens een bommelding.
Toen de bom ontplofte, was ik daar bij toeval.
De atoombom is een grote bedreiging voor de mensheid.
Het andere meisje ging met een bom naar een druk café.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.
Ten minste vier mensen werden er gedood tijdens de explosie van een autobom buiten een politiebureau in de hoofdstad Nairobi.