Examples of using "Appointment" in a sentence and their dutch translations:
Leg een afspraak vast.
Hebt u een afspraak?
Heb je een afspraak?
Ik heb een tandartsafspraak.
Ik heb een afspraak bij de oogarts.
Tom heeft een tandartsafspraak.
Sami heeft een tandartsafspraak.
Ik was te laat voor de afspraak.
Ik heb vanochtend een afspraak.
Ik moest mijn afspraak uitstellen.
Tom had een afspraak met Maria.
Ik verzette de afspraak naar vier uur.
Hebt ge een afspraak met hem?
Ik wilde jullie afspraak vandaag afzeggen.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Mijn dochter heeft morgen een afspraak bij de tandarts.
Ik heb een afspraak bij de kapper.
SJ: Ik ging alleen naar die eerste afspraak
- Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
- Ik heb om zes uur met hem afgesproken.
- Ik ontmoet hem om zes uur.
Op het laatste moment heeft hij de vergadering afgelast.
Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.
Door plotselinge ziekte moest ze haar afspraak afzeggen.
Probeer zo snel mogelijk een afspraak te maken.
Ik wil graag een afspraak met Dr. King maken.
Ik zou graag een afspraak maken bij de dokter.
Het spijt mij dat ik de afspraak op het laatste moment moet afzeggen.
Ik wil je eraan herinneren dat je om half drie een afspraak hebt.
Ik vroeg om een afspraak maar hij kon geen tijd voor me vrijmaken.
De ouders van Jane waren blij met haar aanstelling als lerares op de school.
Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
Hij zal nu naar de tandarts gaan en wachten, want hij kan het niet riskeren zich te vergissen in de tijd van de afspraak.
We vragen nieuwe patiƫnten een medische vragenlijst in te vullen, dus gelieve tien minuten voor de afgesproken tijd in het ziekenhuis aanwezig te zijn.