Translation of "Appointment" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Appointment" in a sentence and their dutch translations:

Make an appointment.

Leg een afspraak vast.

- Do you have an appointment?
- Have you got an appointment?

Hebt u een afspraak?

Do you have an appointment?

Heb je een afspraak?

I have a dentist appointment.

Ik heb een tandartsafspraak.

I have an eye appointment.

Ik heb een afspraak bij de oogarts.

Tom has a dentist appointment.

Tom heeft een tandartsafspraak.

Sami has a dentist appointment.

Sami heeft een tandartsafspraak.

I was late for the appointment.

Ik was te laat voor de afspraak.

I have an appointment this morning.

Ik heb vanochtend een afspraak.

I had to postpone my appointment.

Ik moest mijn afspraak uitstellen.

Tom had an appointment with Mary.

Tom had een afspraak met Maria.

I moved the appointment to four.

Ik verzette de afspraak naar vier uur.

Do you have an appointment with him?

Hebt ge een afspraak met hem?

I meant to cancel your appointment today.

Ik wilde jullie afspraak vandaag afzeggen.

I have an appointment with the doctor.

Ik heb een afspraak met de dokter.

My daughter has a dental appointment tomorrow.

Mijn dochter heeft morgen een afspraak bij de tandarts.

I've got an appointment for a haircut.

Ik heb een afspraak bij de kapper.

SJ: I went alone to that first appointment,

SJ: Ik ging alleen naar die eerste afspraak

I have an appointment with him at six.

- Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
- Ik heb om zes uur met hem afgesproken.
- Ik ontmoet hem om zes uur.

He canceled the appointment at the last moment.

Op het laatste moment heeft hij de vergadering afgelast.

Tom has a dentist appointment at 2:30.

Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.

A sudden illness forced her to cancel her appointment.

Door plotselinge ziekte moest ze haar afspraak afzeggen.

Try to make an appointment as soon as possible.

Probeer zo snel mogelijk een afspraak te maken.

I'd like to make an appointment with Dr. King.

Ik wil graag een afspraak met Dr. King maken.

I'd like to make an appointment to see the doctor.

Ik zou graag een afspraak maken bij de dokter.

I am sorry to cancel the appointment at the last minute.

Het spijt mij dat ik de afspraak op het laatste moment moet afzeggen.

I want to remind you that you have a 2:30 appointment.

Ik wil je eraan herinneren dat je om half drie een afspraak hebt.

I asked for an appointment, but he wouldn't spare me the time.

Ik vroeg om een afspraak maar hij kon geen tijd voor me vrijmaken.

Jane's parents were pleased about her appointment as a teacher at the school.

De ouders van Jane waren blij met haar aanstelling als lerares op de school.

- I have an appointment with him at six.
- I have a date with him at six.

Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.

He will go to the dentist now and wait, as he can't risk getting the time of the appointment wrong.

Hij zal nu naar de tandarts gaan en wachten, want hij kan het niet riskeren zich te vergissen in de tijd van de afspraak.

New patients are asked to arrive at hospital ten minutes before the time of their appointment to fill in a clinical questionnaire.

We vragen nieuwe patiƫnten een medische vragenlijst in te vullen, dus gelieve tien minuten voor de afgesproken tijd in het ziekenhuis aanwezig te zijn.