Examples of using "Alibi" in a sentence and their dutch translations:
Zijn alibi leek perfect.
Tom heeft geen alibi.
Zijn alibi leek perfect.
Tom heeft geen alibi.
Hij heeft een goed alibi.
- Heb je een alibi?
- Hebben jullie een alibi?
- Heeft u een alibi?
Zijn alibi scheen waterdicht.
Tom zei dat hij een alibi had.
Heb je enig alibi?
Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.
Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.