Examples of using "Albanian" in a sentence and their dutch translations:
Ik leer Albanees.
- Spreek je Albanees?
- Spreekt u Albanees?
- Spreken jullie Albanees?
Ik wil Albanees leren.
Tom wil Albanees leren.
Layla wil Albanees leren.
Albanië wordt "Shqipëria" genoemd in het Albanees.
Die winter de overblijfselen van het Servische leger ontsnappen door de Albanese bergen. Hun