Examples of using "Winter" in a sentence and their dutch translations:
De winter is in aantocht.
Ik hou van de winter.
Na de winter komt de lente.
Het zal gauw winter zijn.
De winter was buitengewoon zacht.
Na de winter komt de lente.
...is het net winter.
Ik hou van de winter.
De winter is in aantocht.
Ik hou van de winter.
- De winter is in aantocht.
- De winter komt.
Iedereen houdt van de winter.
Dit gebeurde elke winter.
Het zal gauw winter zijn.
De winter is mijn lievelingsseizoen.
In de winter wordt het vroeg donker.
De start van de winter.
Einde winter in Spitsbergen.
Deze winter is warm.
Na de winter komt de lente.
Het zal gauw winter zijn.
In de winter sneeuwt het.
Na de winter komt de lente.
Het is winter in Australië.
- De winter is mijn lievelingsseizoen.
- De winter is mijn favoriete seizoen.
In de winter wordt het vroeg donker.
De winter is mijn lievelingsseizoen.
In de winter wordt het vroeg donker.
In de winter wordt het vroeg donker.
Het is erg koud deze winter.
De winter zal streng zijn.
Dit gebeurde elke winter.
Deze winter was zacht.
- Heb je afgelopen winter geskied?
- Heeft u afgelopen winter geskied?
- Hebben jullie afgelopen winter geskied?
De wintertijd is aangebroken.
Hij ging skiën in de winter.
Zij gaan altijd skiën in de winter.
Het was een rustige winteravond.
In de winter wordt het vroeg donker.
We gingen vaak skiën in de winter.
We krijgen waarschijnlijk niet veel sneeuw deze winter.
In de winter wordt het heel vroeg donker.
In de winter van 2012
Hij ging in de winter skiën.
Hij skiet elke winter in Hokkaido.
Het sneeuwt hier altijd in de winter.
Zij gaan altijd skiën in de winter.
Mijn ouders houden ervan iedere winter te gaan skiën.
In de winter barsten onze lippen.
Mijn familie gaat elke winter skiën.
De winter was koud en sneeuwig.
Het heeft die winter veel geregend.
Hij is geïnteresseerd in wintersport.
Tom is afgelopen winter naar Boston verhuisd.
Wanneer begint je wintervakantie?
Ik hou meer van de zomer dan van de winter.
Aardbeien zijn in de winter duur.
Tom is naar Australië geweest vorige winter.
In de winter draag ik dikke panty's.
's Winters voel ik me vermoeider.
De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.
De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.
In de winter slaap ik onder twee dekens.
In de winter moeten we de vogels voederen.
Als de winter strenger wordt, worden de nachten nog langer.
Autoramen verzamelen vorst op winterse ochtenden.
De temperatuur is deze winter hoger dan gemiddeld.
In de winter barsten onze lippen.