Translation of "Woning" in Spanish

0.008 sec.

Examples of using "Woning" in a sentence and their spanish translations:

Hij woont in een woning.

Él se aloja en un albergue.

Heeft Tom een sleutel van Mary's woning?

¿Tiene Tom una llave de la casa de Mary?

Ik deel een woning met mijn broer.

Comparto vivienda con mi hermano.

Mijn woning is op de vierde verdieping.

Mi departamento está en el cuarto piso.

Mijn woning is gerieflijker dan de uwe.

Mi casa es más cómoda que la tuya.

Hij heeft een mooie woning voor Mary gevonden.

Él encontró un bello alojamiento para María.

- Hij woont in een appartement.
- Hij woont in een woning.

- Él vive en un apartamento.
- Vive en un apartamento.

- Mijn woning is nabij.
- Mijn flat is nabij.
- Mijn appartement is dichtbij.

Mi apartamento está cerca.

- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

- Mi departamento está en el cuarto piso.
- Mi casa está en el cuarto piso.

- Mijn kamer is op de vierde verdieping.
- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

Mi departamento está en el cuarto piso.