Translation of "Vertrouwen" in Spanish

0.010 sec.

Examples of using "Vertrouwen" in a sentence and their spanish translations:

- Heb vertrouwen.
- Heb vertrouwen!

- Sé confiado.
- Estate seguro de ti mismo.
- Ten confianza.
- Confía en ti mismo.
- Ten seguridad.
- Confía en ti misma.

Heb vertrouwen.

- Ten fe.
- Tened fe.
- Tengan fe.
- Confíen.

- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

- Puedes confiar en él.
- Se puede confiar en él.

- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

Puedes confiar en él.

...een ongelooflijk vertrouwen...

una confianza increíble,

Vertrouwen wordt verdiend.

La confianza se gana.

We vertrouwen hem.

Nos fiamos de él.

- Men kan hem niet vertrouwen.
- Je kan hem niet vertrouwen.

No se puede confiar en él.

vertrouwen in onze nieuwsuitzendingen.

confianza en nuestros medios informativos.

Heb vertrouwen in jezelf.

Ten confianza en ti mismo.

Zijn ouders vertrouwen hem.

Sus padres confían en él.

Kan ik hem vertrouwen?

¿Puedo fiarme de él?

Wij vertrouwen op God.

En Dios confiamos.

Je bent te vertrouwen.

Eres confiable.

Men kan haar vertrouwen.

Uno puede fiarse de ella.

We moeten hen vertrouwen.

Tenemos que confiar en ellos.

Hij won mijn vertrouwen.

Él se ganó mi confianza.

Vriendschap vereist wederzijds vertrouwen.

La amistad exige confianza mutua.

Je kunt niemand vertrouwen.

- No se puede fiar de nadie.
- No puedes confiar en nadie.

Kan men hem vertrouwen?

¿Se puede confiar en él?

Hij is te vertrouwen.

- Se puede confiar en él.
- Se puede contar con él.

Kunnen we u vertrouwen?

¿Podemos confiar en usted?

Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

Él abusó de mi confianza.

Ik heb vertrouwen in hem.

Yo confío en él.

Ik kan je niet vertrouwen.

- No puedo confiar en vosotros.
- No puedo confiar en vosotras.
- No puedo confiar en ti.

Ik nam hem in vertrouwen.

Me confié de él.

Zij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

Abusó de mi confianza.

Ik kan hem niet vertrouwen.

No puedo confiar en él.

Men kan haar niet vertrouwen.

No se puede confiar en él.

Op hem kan je vertrouwen.

- Se puede confiar en él.
- Se puede contar con él.

Je kan hem niet vertrouwen.

No se puede confiar en él.

Men kan politici niet vertrouwen.

No se puede confiar en los políticos.

Tom is niet te vertrouwen.

No se puede confiar en Tom.

Onze samenleving is afhankelijk van vertrouwen:

Nuestra sociedad depende de la confianza:

Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.

Honestamente, no puedo confiar en él.

Hij is duidelijk niet te vertrouwen!

¡Obviamente no es confiable!

Ik heb vertrouwen in de overwinning.

Confío en la victoria.

Mensen verloren het vertrouwen in banken.

La gente perdía la confianza en los bancos.

Je kunt op dit woordenboek vertrouwen.

Puedes confiar en este diccionario.

Hij heeft vertrouwen in zijn vaardigheden.

Él tiene confianza en sus capacidades.

Zal ik die wetenschap waarschijnlijk minder vertrouwen.

entonces probablemente confiaré menos en esa ciencia.

Het gaf me een vreemd soort vertrouwen.

Y me dio una extraña tranquilidad

Ik wist dat ik je kon vertrouwen.

Sabía que se podía confiar en ti.

Ik geloof dat hij te vertrouwen is.

Yo pienso que él es de fiar.

Tom heeft geen vertrouwen in de politie.

Tom no confía en la Policía.

- Je bent te vertrouwen.
- Je bent betrouwbaar.

Usted es de fiar.

Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.

Perdí mi confianza en él.

We hebben geen vertrouwen in de regering.

No confiamos en el gobierno.

Ze vertrouwen en trouw kunnen winnen bij gebruikers.

se ganarán la confianza y lealtad de sus usuarios.

Ze moet nu vertrouwen op haar uitzonderlijke nachtzicht.

Incapaz de escuchar por el viento, debe confiar en su excepcional visión nocturna.

Met het vertrouwen dat uit zijn blikken flitste.

con la confianza que destellaba en sus miradas.

Ze hebben het volste vertrouwen in hun leider.

Ellos tienen plena confianza en su líder.

- Ze vertrouwde mij.
- Ze had vertrouwen in mij.

Ella confió en mí.

We kunnen erop vertrouwen dat ze ons helpt.

Podemos contar con la ayuda de ella.

Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.

La confianza llega a pie y se va a caballo.

Tom is iemand die niet te vertrouwen is.

- Tom es una persona en la que no se puede confiar.
- Tom es alguien de quien no te puedes fiar.
- Tom es alguien que no te da confianza.

Ik kan Tom met mijn auto niet vertrouwen.

No puedo fiarme de John con mi coche.

Ik heb niemand op wie ik kan vertrouwen.

No tengo a nadie en quien pueda confiar.

Ik kan niet vertrouwen op wat ze zegt.

- No confío en lo que ella dice.
- No puedo confiar en lo que ella dice.

Tom is een man die je kunt vertrouwen.

Tom es un hombre de fiar.

Ik kan John niet met mijn auto vertrouwen.

No puedo fiarme de John con mi coche.

- Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
- Je kunt erop vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.

Puedes confiar que él mantendrá su palabra.

Het had een ongelooflijke interactie en vertrouwen kunnen opleveren.

podría haber sido una interacción increíble y con confianza

We zullen nooit weten of hij te vertrouwen is.

Jamás sabremos si él es digno de confianza.