Translation of "Kleren" in Portuguese

0.012 sec.

Examples of using "Kleren" in a sentence and their portuguese translations:

- Waar zijn je kleren?
- Waar zijn uw kleren?

Onde estão suas roupas?

Tom streek zijn kleren.

Tom passou a roupa dele.

Toms kleren zijn vuil.

As roupas de Tom estão sujas.

- Tom is zijn kleren aan het opvouwen.
- Tom vouwt zijn kleren op.

Tom está dobrando as suas roupas.

De kleren maken de man.

Primeiro atestado é a roupa.

Hij draagt altijd donkere kleren.

Ele sempre usa roupas escuras.

Ik heb mijn kleren uitgewrongen.

Torci as minhas roupas.

Welke kleren moet ik aantrekken?

Que roupa devo pôr?

- Maria geeft veel geld uit voor kleren.
- Maria besteedt veel geld aan kleren.

Maria está gastando muito dinheiro em roupa.

Mijn moeder heeft nieuwe kleren gemaakt.

Minha mãe fez algumas roupas novas.

Mijn moeder wast alle dagen kleren.

Minha mãe lava roupa todos os dias.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Ela queria lavar as roupas sujas.

Toms moeder koopt nog zijn kleren.

A mãe de Tom ainda compra as roupas dele.

Mijn zus heeft mijn kleren gestolen.

Minha irmã roubou minhas roupas.

Doe het kind deze kleren aan.

Vista a criança com essas roupas.

Maakte de haarverf jullie kleren vuil?

A tinta de cabelo sujou as suas roupas.

- In de koffer was niets op vuile kleren na.
- In de koffer zaten alleen vuile kleren.

A maleta não continha outra coisa além de roupa suja.

Mijn kleren waren vuil van de olie.

Minha roupa estava suja de óleo.

- Kleed je uit.
- Trek je kleren uit.

- Tire a roupa.
- Tirem a roupa.

Toms vuile kleren liggen op de grond.

As roupas sujas do Tom estão no chão.

Tom geeft veel geld uit aan kleren.

Tom gasta muito dinheiro em roupas.

Ik heb mijn kleren meegenomen om te wassen.

Eu levei minhas roupas para lavar.

Hun kleren lijken erg op die van onze voorouders.

As roupas deles são bem parecidas com as dos nossos ancestrais.

Ik heb een enorme berg kleren in mijn kledingkast.

No meu guarda-roupa eu tenho uma grande quantidade de vestidos.

- Maria heeft de kleren van haar vriendje in het vuur gegooid.
- Maria gooide de kleren van haar vriendje in het vuur.

Maria lançou as roupas do namorado ao fogo.

Schapenwol wordt al eeuwen gebruikt om warme kleren te maken.

A lã das ovelhas é usada para fazer roupa quente há séculos.

Tom liep de slaapkamer in om wat kleren te pakken.

Tom entrou no quarto para pegar algumas roupas.

- Hoe vaak koop je kleren?
- Hoe vaak koop je kleding?

- Com que frequência você compra roupas?
- Com que frequência vocês compram roupas?

Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.

Ela gasta a maior parte do seu dinheiro em roupas.

Pas op dat je je kleren niet scheurt aan die spijker.

Tenha cuidado para não rasgar sua roupa nesse prego.

- Doe het kind dit kledingstuk aan.
- Doe het kind deze kleren aan.

Vista a criança com essas roupas.

Ik heb Tom gevraagd om de kleren van zijn zus niet te dragen.

Pedi a Tom que não usasse as roupas da irmã.

"Je kleren worden nog vies." "Geeft niet. Ze waren toch al niet echt schoon."

"Você vai sujar suas roupas." "Sem problemas. Elas já não estavam muito limpas."

Om te leven hebben we eten nodig, kleren, en een dak boven ons hoofd.

Para viver precisamos de comida, de roupas e de um teto sobre as nossas cabeças.

Jouw kast is al vol. Je zal ergens anders plaats moeten maken voor je nieuwe kleren.

Seu armário já está lotado. Você vai ter que arrumar espaço em algum outro lugar para as roupas que comprou.