Translation of "Wie" in Polish

0.012 sec.

Examples of using "Wie" in a sentence and their polish translations:

Wie?

Kto?

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- Kim jesteś?
- Kto ty?
- Kto ty jesteś?

- Wie reageerde?
- Wie heeft gereageerd?

- Kto odpowiedział?
- Kto zareagował?
- Kto udzielił odpowiedzi?

- Wie is dood?
- Wie is gestorven?
- Wie is overleden?
- Wie is er doodgegaan?
- Wie is er overleden?

- Kto umarł?
- Kto zmarł?

- Wie won er?
- Wie heeft gewonnen?

Kto wygrał?

- Wie is daar?
- Wie is het?

Kto to jest?

Wie rijdt?

Kto prowadzi?

Wie dan?

To kto?

Wie weet?

- Kto wie?
- Kto zna?

Wie viel?

Kto upadł?

Wie stopte?

- Kto się zatrzymał?
- Kto przestał?

Wie durft?

Kto się ośmieli?

Wie neuriet?

Kto nuci?

Wie vertrekt?

Kto idzie?

Wie begint?

Kto zacznie?

- Wie verwacht je?
- Op wie wacht ge?
- Op wie wacht je?

Na kogo czekasz?

- Wie heeft het gedaan?
- Wie deed het?

Kto to zrobił?

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

- Kto zadzwonił?
- Kto dzwonił?

- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?

Kto został?

- Wie leest er?
- Wie belt er?
- Wie is er aan het bellen?

Kto czyta?

- Wie is uw lievelingsacteur?
- Wie is je lievelingsacteur?
- Wie is jouw lievelingsacteur?

Jaki jest twój ulubiony aktor?

- Met wie woon je samen?
- Met wie woont u samen?
- Met wie woon je?
- Met wie woont u?

Z kim mieszkasz?

- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.

Kto szuka, ten znajdzie.

- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?

Z kim rozmawiam?

- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?

Kto jest Twoim nauczycielem?

- Wie helpt uw moeder?
- Wie helpt je moeder?

Kto pomaga twej matce?

- Wie is deze kerel?
- Wie is deze vent?

Kim jest ten chłopak?

- Wie is deze man?
- Wie is die man?

Kim jest ten mężczyzna?

- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?

Kim jest ten człowiek?

- Wie gaf zich over?
- Wie heeft zich overgegeven?

Kto się poddał?

- Wie is die kerel?
- Wie is die vent?

Kim jest ten facet?

- Wie wil er friet?
- Wie wil er patat?

Kto chce frytki?

- Wie is uw lievelingsschilder?
- Wie is jouw lievelingsschilder?

Kto jest twoim ulubionym malarzem?

- Wie heeft er baat bij?
- Wie profiteert ervan?

Kto wygrywa?

- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?

Kto zabił Toma?

- Van wie is dat?
- Van wie is dit?

Do kogo to należy?

- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?

Kim jest ta kobieta?

Wie zijn zij?

Kim oni są?

Wie is hij?

- Kim on jest?
- Kto to?

Wie is dit?

Kto to jest?

Wie wil gaan?

Kto chce iść?

Wie is zij?

Kim ona jest?

Wie gaat ernaartoe?

Kto tam idzie?

Wie verwacht je?

Na kogo ty czekasz?

Wie is dat?

Kto to jest?

Wie juichte er?

- Kto dopingował?
- Kto wiwatował?
- Kto klaskał?

Wie heeft bijgedragen?

- Kto brał udział?
- Kto dołożył swoją cegiełkę?
- Kto się złożył?

Wie heeft geluisterd?

Kto słuchał?

Wie blijft er?

Kto zostaje?

Wie stond er?

Kto stał?

Wie haat je?

Kogo nienawidzisz?

Wie is Emily?

Kim jest Emily?

Wie is daar?

Kto tam?

Wie betaalt er?

Kto płaci?

Wie werkt vanavond?

Kto pracuje dziś wieczorem?

Wie spreekt er?

Kto mówi?

Wie weet dat?

Kto to wie?

Wie woont hier?

- Kto tu miaszka?
- Kto tutaj mieszka?

Wie hielp Tom?

Kto pomógł Tomowi?

Wie lacht er?

Kto się śmieje?

- Wie is er gestopt?
- Wie heeft er ontslag genomen?

Kto wyszedł?

- Wie is de volgende?
- Wie is aan de beurt?

Czyja kolejka?

- Wie leest er?
- Wie is er aan het lezen?

Kto czyta?

- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?

Kto jest twoim ulubionym nauczycielem?

- Wat maakt het uit?
- Wie kan het wat schelen?
- Wie maalt erom?
- Wie geeft erom?

Kogo to obchodzi?

- Wie heeft je Frans geleerd?
- Wie heeft u Frans geleerd?
- Wie heeft jullie Frans geleerd?

Kto cię nauczył francuskiego?

- Wie is jouw favoriete countryzanger?
- Wie is uw favoriete countryzanger?
- Wie is jullie favoriete countryzanger?

Kto jest twoim ulubionym piosenkarzem country?

- Weet jij wie zij zijn?
- Weten jullie wie ze zijn?
- Weet je wie ze zijn?

Pan wie, kim oni są?

- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?

Kto wygrywa?

- Wie heeft u dat geleerd?
- Wie heeft je dat geleerd?

Kto cię tego nauczył?

- Wie heeft je dit aangedaan?
- Wie heeft je dat aangedaan?

Kto ci to zrobił?

- Wie luistert naar Tom?
- Wie luistert er nou naar Tom?

Kto słucha Tom'a?

- Van wie is deze fiets?
- Van wie is die fiets?

Czyj jest ten rower?

- Wie zijn beurt is het?
- Wie is aan de beurt?

Czyja kolejka?

- Wie is de leraar Chinees?
- Wie is de lerares Chinees?

Kto jest nauczycielem chińskiego?

- Van wie zijn die boeken?
- Van wie zijn deze boeken?

Czyje są te książki?

- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?

Z kim rozmawiałeś?

Op wie wacht je?

Na kogo ty czekasz?

Wie heeft Hamlet geschreven?

Kto jest autorem Hamleta?

Wie heeft karaoke uitgevonden?

Kto wynalazł karaoke?

Wie kan mij helpen?

Kto mi pomoże?

Wie heeft het gebouwd?

Kto to zbudował?

Wie heeft radium ontdekt?

Kto odkrył rad?

Wie bewaakt de bewakers?

Kto pilnuje strażników?

Wie is de volgende?

Kto następny?