Translation of "Bent" in Polish

0.015 sec.

Examples of using "Bent" in a sentence and their polish translations:

- Je bent humeurig.
- Jij bent humeurig.
- Je bent wispelturig.
- Jij bent wispelturig.
- Je bent driftig.
- Jij bent driftig.

Jesteś wybuchowy.

- Je bent vrijgevig.
- Je bent gul.
- U bent vrijgevig.
- U bent gul.

Jesteś hojny.

- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.

Jesteś bogaty.

- Jij bent dapper.
- Je bent moedig.

Jesteś odważny.

- U bent hier.
- Je bent hier.

Jesteś tu.

- U bent nerveus.
- Jij bent nerveus.

Jesteś zdenerwowany.

- Je bent onpartijdig.
- U bent onpartijdig.

Jesteś bezstronny.

- Je bent verontschuldigd.
- U bent verontschuldigd.

Jesteś usprawiedliwiony.

- Je bent mooi.
- Je bent knap.

Jesteś piękny.

- Jij bent oud.
- Je bent oud.

Jesteś stary.

- Je bent taai.
- Je bent een harde.

Jesteś twardy.

- Je bent te vertrouwen.
- Je bent betrouwbaar.

Jesteś niezawodny.

- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.

Jesteś człowiekiem.

- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

Jesteś nauczycielką.

- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.

Jesteś bogaty.

- Jij bent wijs.
- Je bent wijs.
- U bent wijs.
- Jullie zijn wijs.

Jesteś mądry.

- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.

Jesteś stary.

- Je bent raar.
- U bent raar.
- Jullie zijn raar.
- Je bent vreemd.
- U bent vreemd.
- Jullie zijn vreemd.
- Je bent apart.
- Jij bent apart.
- Jullie zijn apart.

Jesteś dziwny.

- U bent erg moedig.
- Je bent heel moedig.

Jesteś bardzo odważny.

- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.

Jesteś kobietą.

- Jij bent een verrader.
- Je bent een verrader.

Jesteś zdrajcą.

- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.

- Jesteś bardzo piękna.
- Jesteś bardzo piękna.

- Je bent heel ziek.
- U bent erg ziek.

Jesteś bardzo chor(y/a).

- Je bent verward.
- Je bent in de war.

Jesteś zdezorientowany.

- Jij bent onze buurman.
- Jij bent onze buurvrouw.

Jesteś naszym sąsiadem.

- U bent een moordenaar.
- Jij bent een moordenaar.

Jesteś mordercą.

"Je bent verantwoordelijk

"Jesteś odpowiedzialna

Je bent walgelijk!

Jesteś obrzydliwy!

Bent u verdwaald?

Zgubił się pan?

Je bent ongelofelijk!

Jesteś niesamowity.

Je bent geweldig!

Jesteś niesamowity!

Je bent rijk.

Jesteś bogaty.

Je bent dronken.

Jesteś pijany.

Je bent dom.

Jesteś głupi.

Je bent lelijk.

- Jesteś brzydki.
- Jesteś brzydka.

Jij bent slim.

- Jesteś mądry.
- Jesteś bystry.

Je bent ontslagen.

Jesteś zwolniony.

Bent u gehaast?

Śpieszysz się?

Jij bent mooi.

Jesteś piękny.

Je bent jaloers.

Jesteś zazdrosny.

Bent u bang?

Boisz się?

Je bent geadopteerd.

Jesteś adoptowana.

Je bent gestoord!

Jesteś szalony!

Je bent laat.

Spóźniłeś się.

Je bent gemeen.

Jesteś zły.

Je bent vroeg.

Jesteś przed czasem.

Je bent lief.

Jesteś uroczy.

Je bent agressief.

Jesteś agresywny.

Je bent egoïstisch.

Jesteś egoistą.

Je bent ongeduldig.

Jesteś niecierpliwy.

U bent onbeleefd.

Jesteś nieuprzejmy.

Je bent onschuldig.

Jesteś niewinny.

Je bent fotogeniek.

Jesteś fotogeniczny.

Je bent verdrietig.

Jesteś smutny.

Je bent eng.

Jesteś straszny.

Je bent streng.

Jesteś dokładny.

Je bent verlegen.

Jesteś nieśmiały.

Jij bent overbodig.

Jesteś niepotrzebny.

U bent onvoorspelbaar.

Jesteś nieprzewidywalny.

Je bent grappig.

- Jesteś zabawny.
- Jesteś zabawna.

Je bent goed.

Dobry jesteś.

Je bent dronken!

Jesteś pijany!

Je bent gek.

Jesteś szalony.

Bent u journalist?

Jesteś dziennikarzem?

Je bent gek!

Jesteś szalony!

Je bent schuldig.

Jesteś winny.

U bent slim.

Jest pan mądry.

- Je bent een prachtig mens.
- Je bent een geweldig mens.
- U bent een geweldig mens.
- U bent een prachtig mens.

Jesteś cudownym człowiekiem.

- Je bent geweldig.
- U bent geweldig.
- Jullie zijn geweldig.

Jesteś świetny.

- Je bent creatief.
- Jullie zijn creatief.
- U bent creatief.

Jesteś kreatywny.

- Je bent zielig.
- U bent zielig.
- Jullie zijn zielig.

Jesteś żałosny.

- U bent grappig.
- Jullie zijn grappig.
- Je bent grappig.

- Jesteś zabawny.
- Jesteś zabawna.

- Je bent dronken.
- U bent dronken.
- Jullie zijn dronken.

Jesteś pijany.

- Je bent vrij.
- U bent vrij.
- Jullie zijn vrij.

Jesteś wolny.

- Je bent gestoord.
- U bent gestoord.
- Jullie zijn gestoord.

Jesteś szurnięty.

- Je bent avontuurlijk.
- U bent avontuurlijk.
- Jullie zijn avontuurlijk.

Jesteś wymagający.

- Je bent geloofwaardig.
- U bent geloofwaardig.
- Jullie zijn geloofwaardig.

Jesteś wiarygodny.

- Je bent gevaarlijk.
- U bent gevaarlijk.
- Jullie zijn gevaarlijk.

Jesteś niebezpieczny.

- Je bent behulpzaam.
- U bent behulpzaam.
- Jullie zijn behulpzaam.

Jesteś pomocny.

- Je bent onverbeterlijk.
- U bent onverbeterlijk.
- Jullie zijn onverbeterlijk.

Jesteś niepoprawny.

- Je bent vreemd.
- U bent vreemd.
- Jullie zijn vreemd.

Jesteś dziwny.

- Je bent optimistisch.
- U bent optimistisch.
- Jullie zijn optimistisch.

Jesteś optymistą.

- Je bent machteloos.
- U bent machteloos.
- Jullie zijn machteloos.

Jesteś bezsilny.

- Je bent praktisch.
- U bent praktisch.
- Jullie zijn praktisch.

Jesteś rozsądny.

- Je bent bevooroordeeld.
- U bent bevooroordeeld.
- Jullie zijn bevooroordeeld.

Jesteś uprzedzony.

- Je bent productief.
- U bent productief.
- Jullie zijn productief.

Jesteś efektywny.

- Je bent veilig.
- U bent veilig.
- Jullie zijn veilig.

Jesteś bezpieczny.

- Je bent ontslagen.
- U bent ontslagen.
- Jullie zijn ontslagen.

Jesteś zwolniony.