Translation of "Broer" in Polish

- Hij is mijn broer.
- Dit is mijn broer.

To jest mój brat.

- Ik heb een broer.
- Ik heb één broer.

Mam brata.

Bel je broer.

Zadzwoń do swojego brata.

- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.

Mój brat gra na gitarze.

- Hoe lang is jouw broer?
- Hoe lang is uw broer?
- Hoe lang is jullie broer?

Jak wysoki jest twój brat?

- Hij is mijn jongste broer.
- Hij is mijn jongere broer.

On jest moim młodszym bratem.

- Het is van mijn broer.
- Dat is van mijn broer.

To jest mojego brata.

- Mijn broer vindt horrorfilms leuk.
- Mijn broer houdt van griezelfilms.

Mój brat lubi horrory.

- Uw broer is erg kwaad.
- Je broer is erg boos.

Twór brat jest bardzo zły.

Ik heb een broer.

Mam brata.

Waar is je broer?

Gdzie jest twój brat?

Mijn broer werd kok.

Mój brat został kucharzem.

Mijn broer is rijk.

Mój brat jest bogaty.

Mijn broer is ingenieur.

Mój brat jest inżynierem.

Dit is mijn broer.

To jest mój brat.

Tom is mijn broer.

Tom jest moim bratem.

Ik ken jouw broer.

Znam twojego brata.

Hij is Taro's broer.

On jest bratem Taro.

Hij is mijn broer.

To jest mój brat.

Mijn broer kijkt tv.

Mój brat ogląda telewizję.

Mijn broer is leraar.

Mój brat jest nauczycielem.

Mijn broer is gezond.

Mój brat jest zdrowy.

Ik heb één broer.

Mam jednego brata.

Tom is Maria's broer.

Tom jest bratem Mary.

Ken je zijn broer?

Czy znasz jego brata?

Mijn broer is student.

Mój brat jest studentem.

Mijn broer huilt vaak.

Mój brat często płacze.

- Hij is vast Toms broer.
- Hij moet wel Toms broer zijn.

To musi być brat Toma.

- Hij lijkt precies op zijn broer.
- Hij lijkt sprekend op zijn broer.

Wygląda dokładnie jak jego brat.

- Ik ben ouder dan uw broer.
- Ik ben ouder dan je broer.

Jestem starszy niż twój brat.

- Ik ben fier op mijn broer.
- Ik ben trots op mijn broer.

Jestem dumny z brata.

Zijn broer is nog groter.

Jego brat jest jeszcze wyższy.

Mijn broer is erg lang.

Mój brat jest bardzo wysoki.

Mijn broer zal me vermoorden.

Mój brat mnie zabije.

Tom is mijn oudere broer.

- Tom to mój starszy brat.
- Tom jest moim starszym bratem.

Mijn jonge broer kijkt tv.

Mój młodszy brat ogląda telewizję.

Ik heb een oudere broer.

Mam starszego brata.

Het is van mijn broer.

To jest mojego brata.

Mijn broer woont in Tokio.

Mój brat mieszka w Tokio.

Hij is mijn oudere broer.

On jest moim starszym bratem.

Mijn broer stuurt de groeten.

Mój starszy brat cię pozdrawia.

Mijn broer slaapt nog steeds.

Mój brat nadal śpi.

Dat is van mijn broer.

To jest mojego brata.

Mijn oudste broer is leraar.

Mój starszy brat jest nauczycielem.

Mijn broer praat te veel.

Mój brat za dużo mówi.

Mijn broer is ingenieur geworden.

Mój brat został inżynierem.

Mijn broer heeft geen geld.

Mój brat nie ma pieniędzy.

Hij is mijn jongste broer.

Jest moim młodszym bratem.

Mijn broer is een idioot.

Mój brat jest idiotą.

Je kent mijn broer niet.

Nie znasz mojego brata.

Jullie kennen mijn broer niet.

Nie znacie mojego brata.

Mijn broer houdt van auto's.

Mój brat uwielbia samochody.

- Ik heb geen broer.
- Ik heb geen enkele broer.
- Ik heb geen broers.

Nie mam braci.

- Zijn broer kijkt altijd tv.
- Zijn broer is altijd tv aan het kijken.

Jego brat zawsze ogląda telewizję.

Mijn oudere broer runt dat bedrijf.

Mój starszy brat zarządza tą firmą.

Mijn broer werkt bij een bank.

Mój brat pracuje w banku.

Mijn broer heeft een goed geheugen.

Mój brat ma dobrą pamięć.

Mijn broer kan zeer snel lopen.

Mój brat umie szybko biegać.

Mijn broer spreekt helemaal geen Engels.

Mój brat nie mówi w ogóle po angielsku.

Hoe gaat het met je broer?

Jak tam u twojego brata?

Maar de oudste broer kan zelf klimmen.

Ale najstarszy brat potrafi sam się wspinać.

Mijn jongere broer is groter dan ik.

- Mój młodszy brat jest wyższy niż ja.
- Mój młodszy brat jest wyższy ode mnie.

Je ziet eruit als je oudere broer.

Wyglądasz tak samo jak twój starszy brat.

Bill lijkt helemaal niet op zijn broer.

Bill jest zupełnie niepodobny do brata.

Mijn broer en ik deelde de kamer.

Dzielę pokój z bratem.

Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden.

Jego starszy brat zmarł w ubiegłym miesiącu.

Hij is mijn broer, niet mijn vader.

On jest moim bratem, nie ojcem.

Mijn jongste broer is groter dan ik.

Mój najmłodszy brat jest ode mnie wyższy.

Ik deel een woning met mijn broer.

Dzielę mieszkanie z moim bratem.

- Ik heb geen broer.
- Ik heb geen broers.

Nie mam braci.

De broer van mijn moeder is mijn oom.

Brat mojej mamy jest moim wujkiem.

Ik hou van je als van een broer.

Kocham cię jak brata.