Translation of "Gezin" in Italian

Mijn gezin leed.

La mia famiglia soffriva.

...kan het gezin eten.

la famiglia può banchettare.

Waar is je gezin?

Dov'è la sua famiglia?

Ik heb geen gezin.

- Non ho una famiglia.
- Io non ho una famiglia.

Tom heeft een gezin.

Tom ha una famiglia.

Waar is mijn gezin?

Dov'è la mia famiglia?

Tom heeft een leuk gezin.

Tom ha una bella famiglia.

- Welke talen spreekt men in jouw gezin?
- Welke talen spreekt men in uw gezin?
- Welke talen spreekt men in jullie gezin?

Che lingue parlate in famiglia?

Tijd om haar gezin te voeden.

È ora di sfamare la sua famiglia.

Omdat ze hun gezin moeten onderhouden.

per mantenere le proprie famiglie.

Hij kookt graag voor zijn gezin.

- Gli piace cucinare per la sua famiglia.
- A lui piace cucinare per la sua famiglia.

Het gezin at 's avonds samen.

La famiglia ha cenato insieme.

Hij heeft een gezin te onderhouden.

Lui ha una famiglia da sostenere.

Ze kookt graag voor haar gezin.

Le piace cucinare per la sua famiglia.

Ik kom uit een groot gezin.

- Provengo da una famiglia numerosa.
- Io provengo da una famiglia numerosa.

Hoe gaat het met je gezin?

Come sta la tua famiglia?

Kom je uit een muzikaal gezin?

- Vieni da una famiglia di musicisti?
- Tu vieni da una famiglia di musicisti?

Tom moet aan zijn gezin denken.

Tom ha una famiglia a cui pensare.

Iedereen in mijn gezin staat vroeg op.

- In casa mia si alzano tutti presto.
- In casa mia ci alziamo tutti presto.

Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.

- Voglio trascorrere più tempo con la mia famiglia.
- Io voglio trascorrere più tempo con la mia famiglia.

Er waren zes kinderen in het gezin Evans.

- C'erano sei bambini nella famiglia Evans.
- C'erano sei bambine nella famiglia Evans.

Hij kreeg een uitkering voor zichzelf en zijn gezin.

E la sua disabilità fu riconosciuta per sé e per la sua famiglia.

We voelden ons, als gezin, financieel en emotioneel verwoest.

In famiglia ci sentivamo devastati finanziariamente ed emotivamente.

- We zijn haast een gezin.
- We zijn nagenoeg familie.

- Siamo praticamente una famiglia.
- Siamo quasi una famiglia.

Voor een nieuw gezin biedt de nacht een andere uitdaging.

A un'altra famiglia la notte presenta una sfida diversa.

- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.

Ho una grande famiglia.

Er was een meisje van vijf jaar in het gezin.

C'era una bambina di cinque anni nella famiglia.

En moest ik extra maatregelen nemen om mijn gezin te beschermen.

e presi ulteriori precauzioni per proteggere la mia famiglia.

Maar voorlopig... ...heeft dit gezin de langste nacht op aarde overleefd.

Ma, per ora, questa famiglia è sopravvissuta alla notte più lunga sulla Terra.

Voor mij zijn dat drie zaken. Ik put kracht uit mijn gezin.

E per me si tratta sempre delle tre F. Trovo la forza nella mia famiglia,

De perfecte plek om een gezin te beginnen tijdens de lange winternacht.

È il posto perfetto per metter su famiglia nella lunga notte invernale.

- Hoe is het met uw familie?
- Hoe gaat het met je gezin?

- Come sta la tua famiglia?
- Come sta la sua famiglia?
- Come sta la vostra famiglia?

- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.

- Conosco la sua famiglia.
- Io conosco la sua famiglia.
- La conosco la sua famiglia.
- Io la conosco la sua famiglia.

- Keiko is trots op haar familie.
- Keiko is trots op haar gezin.

Keiko è fiera della sua famiglia.

- Hoe gaat het met de familie?
- Hoe gaat het met je gezin?

Come sta la famiglia?

Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.

Le famiglie felici sono tutte simili, ogni famiglia infelice lo è a modo suo.

In dit land is het gemiddeld aantal kinderen per gezin gedaald van 2 naar 1,5.

In questo paese la media dei figli per famiglia è scesa da 2 a 1,5.