Translation of "Zelf" in German

- Beslis zelf!
- Bepaal zelf!
- Besluit zelf!

Entscheide selbst!

- Doe het zelf!
- Doe het zelf.

Mache das selbst!

Oordeel zelf!

Urteilen Sie selbst!

Oordeel zelf.

- Urteile selbst!
- Mache dir selbst ein Bild!

Besluit zelf!

Entscheide selbst!

Bepaal zelf!

Entscheide selbst!

Beslis zelf!

Entscheide selbst!

- Probeer het zelf.
- Probeer het zelf maar.

- Versuch es selbst.
- Versucht es selbst.
- Versuchen Sie es selbst.

- Zij wilden zelf komen.
- Ze wilden zelf komen.

Sie wollten selbst kommen.

zelf had bedacht.

selbst entwickelt hatte.

Doe het zelf.

- Mach es selbst.
- Mach es selber.

Beheers jullie zelf.

- Beherrscht euch.
- Beherrschen Sie sich.

Doe het zelf!

Mache das selbst!

Probeer het zelf.

Versucht es selbst.

- Ik heb het zelf gedaan.
- Ik deed het zelf.

Das habe ich selbst gemacht.

- Hij is zelf gekomen.
- Hij kwam zelf.
- Hij kwam persoonlijk.

Er kam persönlich.

Of het leven zelf,

oder gegen das Leben selbst bist,

Maak je huiswerk zelf.

Mach deine Hausaufgaben selber.

Ik doe het zelf.

Ich mache es selbst.

Ik weet het zelf.

Ich weiß es selbst.

Probeer het zelf maar.

- Versuch es selbst.
- Versucht es selbst.
- Versuchen Sie es selbst.

Ik zal zelf rijden.

Ich werde selbst fahren.

- Je behoort zelf te gaan kijken.
- Je moet zelf gaan kijken.

Du solltest selbst nachsehen gehen.

- Je kan er zelf een maken.
- Je kunt er zelf een maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

Het gevaar van woorden zelf,

die Gefahr der Wörter als solches,

Ik pak het zelf wel.

Ich darf doch mal.

Tenslotte moet iedereen zelf leren.

Letztendlich muss jeder selbst lernen.

Je kan beter zelf gaan.

- Du kannst auch selbst hingehen.
- Sie können auch selbst hingehen.

Ik heb het zelf gemaakt.

- Das habe ich selbst angefertigt.
- Das habe ich selber gemacht.
- Das habe ich selbst gemacht.
- Ich habe es selber gemacht.

Hij heeft het zelf gedaan.

- Er hat es selbst gemacht.
- Er hat das selbst gemacht.

Je moet het zelf doen.

Das musst du selber machen.

Heb je het zelf gemaakt?

Hast du das selbst gemacht?

- Doe normaal!
- Doe zelf wat!

- Werd doch mal erwachsen!
- Hast du nichts anderes zu tun?

Ik moest het zelf doen.

Ich musste es selber machen.

Heb je dit zelf getekend?

Hast du das selbst gezeichnet?

Ik heb het zelf gezien.

- Ich habe es selbst gesehen.
- Ich habe das selbst gesehen.

Dat heeft ze zelf gezegd.

Das hat sie selbst gesagt.

Heeft u het zelf gemaakt?

Haben Sie das selbst gemacht?

Ik doe het liever zelf.

Ich mache es lieber selbst.

Ik ben zelf ook bang.

Auch ich fürchte mich.

Hij doet graag alles zelf.

Er macht gern alles selbst.

Tom kan dat zelf doen.

Tom kann das selbst machen.

Dat geloof je zelf niet.

Das glaubst du ja selbst nicht.

- Je hebt het me zelf verteld.
- Zo heb je dat me zelf verteld.

Du selbst hast es mir gesagt.

En zelfs over de Reus zelf.

und sogar über den Riesen selbst.

...en zelf een stuk wild vangen.

und versuchen, damit etwas zu fangen.

Dit wil je niet zelf proberen.

Das sollte man nicht nachmachen.

Ik doe dit zelf ook altijd.

Ich tue das selbst ständig.

Ze moest zelf haar jurk aanpassen.

Sie musste ihr Kleid selbst ändern.

Ik heb dit kledingstuk zelf gemaakt.

Ich habe diese Kleidung selbst gemacht.

Je kunt er zelf een maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

Jane heeft de brief zelf geschreven.

Jane hat den Brief selbst geschrieben.

Ze heeft het avondeten zelf gekookt.

Sie hat das Abendessen selbst zubereitet.

Ik heb het niet zelf gemaakt.

Ich habe es nicht selber gemacht.

Ik heb het probleem zelf opgelost.

Ich habe das Problem selbst gelöst.

Ik heb die jurk zelf gemaakt.

- Ich habe dieses Kleid selbst genäht.
- Ich habe dieses Kleid selbst gemacht.

Hij had zelf niet hoeven komen.

Er hätte nicht selber kommen müssen.

Je hebt het me zelf verteld.

Du selbst hast es mir gesagt.