Translation of "Vraag" in German

0.009 sec.

Examples of using "Vraag" in a sentence and their german translations:

- Vraag maar!
- Vraag!

- Frag!
- Fragen Sie!

Vraag!

Frag!

- Goeie vraag.
- Een goede vraag.

Gute Frage.

- Stel een vraag!
- Vraag maar!

Fragen Sie!

- Vraag het aan hen.
- Vraag het hem.
- Vraag hem.

Frag sie.

- Ik vraag je dezelfde vraag.
- Ik stel je dezelfde vraag.

Ich stelle dir dieselbe Frage.

- Vraag me alles!
- Vraag me maar iets!
- Vraag me iets!

Frage mich, was immer du willst!

- Stel je vraag.
- Stel jullie vraag.

- Stell deine Frage.
- Stellt eure Frage.
- Stellen Sie Ihre Frage!

- Vraag het aan Tom.
- Vraag Tom.

- Frag Tom!
- Fragen Sie Tom!
- Fragt Tom!

- Vraag hen.
- Vraag het aan hen.

Frag sie.

Vraag niet.

- Frag nicht.
- Frage nicht.

Vraag rond.

- Frag herum.
- Fragen Sie herum.
- Fragt herum.

Geen vraag!

Keine Frage!

Goeie vraag.

- Gute Frage.
- Das ist eine gute Frage.
- Eine gute Frage.
- Gute Frage!

Een vraag.

Eine Frage.

- Beantwoord de vraag.
- Antwoord op de vraag.

- Beantworte die Frage.
- Antworten Sie auf die Frage.
- Antworte auf die Frage.

- Waarom vraag je dat?
- Waarom vraag je?

Warum fragst du?

- U hebt een vraag.
- Ze hebben een vraag.

Sie haben eine Frage.

Beantwoord de vraag.

Beantworte die Frage.

Een goede vraag.

- Gute Frage.
- Eine gute Frage.

Beantwoord mijn vraag.

- Beantworte meine Frage!
- Beantworten Sie meine Frage!
- Beantwortet meine Frage!

Vraag een politieman!

- Fragen Sie einen Polizisten!
- Frag einen Polizisten!

Vraag geen geld.

Bitte nicht um Geld.

Stel een vraag!

- Stell eine Frage!
- Stellen Sie eine Frage!
- Fragen Sie!

Vraag het me!

- Frag mich!
- Fragt mich!
- Fragen Sie mich!

Wat een vraag!

Was für eine Frage!

Stel jullie vraag.

Stellt eure Frage.

Vraag het hen.

Frag sie.

Stel je vraag.

Stell deine Frage.

Vraag niet wat ze denken. Vraag wat ze doen.

Fragt nicht, was sie denken. Fragt, was sie tun.

- Ik vraag het alleen maar.
- Ik vraag het gewoon.

Ich frage ja nur.

- Ik begrijp je vraag niet.
- Ik begrijp jullie vraag niet.
- Ik begrijp uw vraag niet.

- Ich verstehe deine Frage nicht.
- Ich verstehe eure Frage nicht.
- Ich verstehe Ihre Frage nicht.

- Het is een gênante vraag.
- Het is een beschamende vraag.

- Das ist eine unangenehme Frage.
- Das ist eine heikle Frage.

- Dat is geen makkelijke vraag.
- Dat is geen gemakkelijke vraag.

Das ist keine einfache Frage.

- Dit is geen gemakkelijke vraag.
- Dat is geen makkelijke vraag.

Das ist keine einfache Frage.

- Ik begrijp jullie vraag niet.
- Ik begrijp uw vraag niet.

- Ich verstehe eure Frage nicht.
- Ich verstehe Ihre Frage nicht.

Jullie eerste vraag is

Die erste Frage ist ---

Die laatste vraag is,

Diese letzte Frage ist,

De vraag is waarom.

Die Frage ist warum.

De nieuwe vraag is:

Die neue Frage ist:

Ontwijk mijn vraag niet.

Weich meiner Frage nicht aus.

Vraag alsjeblieft iemand anders.

- Da müssen Sie jemand anderen fragen.
- Bitte frag jemand anders.
- Frag bitte jemand anderen.

Vraag mij iets gemakkelijkers.

- Frag mich was Leichteres.
- Frag mich etwas Einfacheres.

Hij herhaalde zijn vraag.

Er wiederholte seine Frage.

De vraag is dit.

Die Frage ist die.

Ik heb een vraag.

Ich habe eine Frage.

Waarom vraag je dat?

- Warum fragst du?
- Wie kommt es, dass du fragst?

Hebben jullie een vraag?

Hast du eine Frage?

Vraag het aan Alex.

Frag Alex.

Vraag het me morgen.

Frag mich morgen!

Je vraag is onlogisch.

Deine Frage ist unlogisch.

Vraag maar aan Tom.

Frag ruhig Tom.

Vraag het aan papa!

Frag Papa!

Wat was uw vraag?

- Wie lautete deine Frage?
- Wie lautete Ihre Frage?

Tom heeft een vraag.

Tom hat eine Frage.

Vraag mij iets eenvoudigers.

Fragt mich etwas Einfacheres.

Antwoord op de vraag.

Antworte auf die Frage.