Translation of "Liegt" in German

0.010 sec.

Examples of using "Liegt" in a sentence and their german translations:

- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!

- Du lügst!
- Sie lügen!

- Tom liegt misschien.
- Misschien liegt Tom.

Vielleicht lügt Tom.

Je liegt.

Du lügst.

Hij liegt.

Er lügt.

Ze liegt.

Sie lügt.

Tom liegt.

Tom lügt.

U liegt!

Sie lügen!

Ze liegt!

Sie lügt!

Je liegt!

Du lügst!

Iedereen liegt.

- Alle lügen.
- Jeder lügt.

Iemand liegt.

Jemand lügt.

Liegt Tom?

Lügt Tom?

- Tom liegt tegen je.
- Tom liegt tegen u.
- Tom liegt tegen jullie.

Tom belügt dich.

Hij liegt niet.

Er lügt nicht.

Hij liegt nooit.

Er lügt nie.

Kennelijk liegt Tom.

Offenbar lügt Tom.

Hij liegt automatisch.

Er lügt automatisch.

Tom liegt niet.

Tom lügt nicht.

Zij liegt nooit.

Sie lügt nie.

Je liegt, nietwaar?

Du lügst, nicht wahr?

- Tom liegt dat het gedrukt staat.
- Tom liegt glashard.

- Tom lügt wie gedruckt.
- Tom lügt wie bei einer Begräbnisrede.

- Iemand liegt.
- Er liegt iemand.
- Iemand is aan het liegen.

Jemand lügt.

- Jullie liegen!
- Je liegt.

Du lügst.

- U liegt!
- Jullie liegen!

Sie lügen!

- Hij liegt dat de muren kraken.
- Hij liegt dat hij zwart ziet.

- Er lügt wie gedruckt.
- Er lügt, dass sich die Balken biegen.

Maar... ...dit ding liegt niet.

Aber... ...das Ding lügt nicht.

Maar dit ding liegt niet.

Aber das Ding lügt nicht.

Je liegt weer tegen me.

Du lügst mich schon wieder an.

Ik denk dat Tom liegt.

Ich denke, dass Tom lügt.

Ze liegt over haar leeftijd.

Sie lügt über ihr Alter.

Ik denk dat je liegt.

Ich denke, du lügst.

Hij liegt dat het gedrukt staat.

Er lügt wie gedruckt.

Ik weet dat je niet liegt.

Ich weiß, dass du nicht lügst.

Ik weet alleen dat Tom liegt.

Ich weiß nur, dass Tom lügt.

Hij liegt dat hij zwart ziet.

Er lügt wie gedruckt.

Geloof Tom niet. Hij liegt vaak.

Glaub Tom nicht! Der flunkert viel.

- Ik denk dat je liegt.
- Ik denk dat u liegt.
- Ik denk dat jullie liegen.

Ich denke, du lügst.

- Je liegt altijd tegen me.
- U liegt altijd tegen me.
- Jullie liegen altijd tegen me.

- Du lügst mich immer an.
- Ihr lügt mich immer an.
- Sie lügen mich immer an.

- Tom liegt.
- Tom is aan het liegen.

Tom lügt.

- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.

Er lügt.

Ik weet wanneer iemand tegen mij liegt.

Ich weiß, wann mich jemand anlügt.

Ik heb niet gezegd dat je liegt.

Ich habe nicht gesagt, dass du lügst.

Geloof haar niet, want ze liegt altijd.

Glaub ihr nicht! Die lügt immer.

Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.

Ich glaube Naomi nicht. Ich glaube, sie lügt.

Haar verhaal kan niet waar zijn. Ze liegt vaak.

Ihre Geschichte kann nicht stimmen. Sie erzählt oft Lügen.

Geloof hem niet, hij liegt dat hij zwart ziet!

Glaub ihm nicht; er lügt, dass sich die Balken biegen!

- Tom liegt constant.
- Tom is altijd aan het liegen.

Tom lügt immer.

Ze was woedend toen ik zei dat ze liegt.

Sie war empört als ich sagte, dass sie lügt.

- Maria is tegen mij aan het liegen.
- Maria liegt tegen me.

Mary lügt mich an.