Translation of "Zwemt" in French

0.008 sec.

Examples of using "Zwemt" in a sentence and their french translations:

Zwemt Tom?

Est-ce que Tom est en train de nager ?

Tom zwemt.

Tom nage.

Hij zwemt.

Il nage.

Naoko zwemt.

Naoko nage.

Hij zwemt graag.

- Il aime la natation.
- Il aime nager.

Ze zwemt goed.

- Elle nage bien.
- Elle sait bien nager.

Hij zwemt nu.

Il est en train de nager.

Zwemt de hond?

- Est-ce que le chien nage ?
- Est-ce que le chien est en train de nager ?
- Le chien est-il en train de nager ?

Tom zwemt heel snel.

Tom nage très rapidement.

Hoe snel zij zwemt!

Comme elle nage rapidement !

Hij zwemt heel snel.

Il nage très rapidement.

Mijn broer zwemt niet.

Mon frère ne nage pas.

De vis zwemt stroomopwaarts.

Le poisson remonte la rivière.

Mike zwemt heel goed.

- Mike nage très bien.
- Mike est très bon nageur.

Hij zwemt in Montreal.

Il nage à Montréal.

Je zwemt in Barcelona.

Tu nages à Barcelone.

Hij zwemt in de rivier.

Il nage dans la rivière.

Tom zwemt beter dan Mary.

Tom nage mieux que Marie.

Bob zwemt als een baksteen.

Bob nage comme une pierre.

Ze zwemt in het geld.

Elle est pleine aux as.

Hij zwemt beter dan ik.

Il nage mieux que moi.

Hij zwemt in het zwembad.

Il nage dans la piscine.

Hoeveel uur zwemt Tom per dag?

Combien d'heures par jour Tom nage-t-il ?

Maria zwemt even snel als Jakobo.

Mary nage aussi vite que Jack.

- Hij zwemt graag.
- Hij houdt van zwemmen.

- Il aime la natation.
- Il aime nager.

- Houdt Tom van zwemmen?
- Zwemt Tom graag?

Tom aime-t-il nager ?

- Tom zwemt.
- Tom is aan het zwemmen.

Tom nage.

- Hij is aan het zwemmen.
- Hij zwemt.

Il nage.

Het meisje dat in het zwembad zwemt is mijn nicht.

La fille qui nage dans la piscine est ma cousine.

De haai wil haar van zich af schudden en zwemt weg.

Il essaie de s'en débarrasser tout en s'éloignant.

- Tom zwemt beter dan Mary.
- Tom kan beter zwemmen dan Maria.

Tom nage mieux que Marie.

- Naoko is nu aan het zwemmen.
- Naoko zwemt op dit moment.

Naoko est en train de nager.

...die wachten tot er een zalm te dicht in de buurt zwemt.

prêt à attraper tout saumon qui oserait s'approcher.

- Hij zwemt graag.
- Hij houdt van zwemmen.
- Hij houdt van het zwemmen.

Il aime nager.

- Ze is een goede zwemster.
- Ze kan goed zwemmen.
- Ze zwemt goed.

Elle nage bien.

Voor de heropvoeding van zijn been, zwemt hij elke dag een uur.

Pour rééduquer sa jambe, il nage tous les jours pendant une heure.

- Hij zwemt in het zwembad.
- Hij is in het zwembad aan het zwemmen.

Il nage dans la piscine.

- Melanie heeft gezegd dat ze graag zwemt.
- Melanie zei dat ze van zwemmen houdt.

Mélanie a dit qu'elle aimait nager.

- U zwemt.
- U bent aan het zwemmen.
- Jullie zwemmen.
- Jullie zijn aan het zwemmen.

Vous nagez.